This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Iran ligt op Noorderbreedte en Oosterlengte
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Op de kaart 'bevolkingsdichtheid van Iran' kun je ook de bevolkingsspreiding van Iran aflezen.
A
goed
B
fout
Slide 7 - Quiz
Welke uitspraak is goed?
A
De nulmeridiaan verdeelt de aarde in een oostelijk en een noordelijk halfrond.
B
Nederland ligt op noorderbreedte en westerlengte.
C
Gebieden rondom de evenaar liggen op hoge breedte.
D
Iran heeft meer reliëf dan Nederland
Slide 8 - Quiz
Wat is de hoofdstad van Iran?
A
Tabriz
B
Mashad
C
Teheran
D
Qom
Slide 9 - Quiz
Als een plaats op het noordelijk halfrond ligt dan ligt deze plaats op noorderbreedte. Als een plaats op het zuidelijk halfrond ligt dan ligt deze plaats op zuiderbreedte. Ligt Iran op noorderbreedte of zuiderbreedte?
A
Noorderbreedte
B
Zuiderbreedte
Slide 10 - Quiz
Op welk schaalniveau is Iran zichtbaar op de kaart hiernaast?
A
Regionale schaal
B
Nationale schaal
C
Continentale schaal
D
Mondiale schaal
Slide 11 - Quiz
Op welk schaalniveau is deze kaart over Iran?
A
Lokale schaal
B
Regionale schaal
C
Nationale schaal
D
Mondiale schaal
Slide 12 - Quiz
Welke coördinaten horen bij punt B?
A
20º ZB, 40º OL
B
40º ZB, 20º WL
C
40º NB, 20º WL
D
20º ZB, 40º WL
Slide 13 - Quiz
Rekenen met schaal. Van CM naar KM: hoeveel nullen mag je wegstrepen?
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 14 - Quiz
Wat is het grootste getal dat een coördinaat kan zijn?
A
90°NB 180°OL
B
100°NB 200°OL
C
180°NB 360°OL
D
180°NB 90°OL
Slide 15 - Quiz
Een kaart heeft een schaal van 1: 900000. Hoeveel kilometer is 1 cm op de kaart in werkelijkheid?
A
9
B
90
C
900
D
9000
Slide 16 - Quiz
Wat is bevolkingsdichtheid?
A
Het gemiddelde aantal inwoners
B
Het gemiddelde aantal inwoners per km2
C
Hoeveel bevolking er is
D
Hoeveel mensen in een huis wonen
Slide 17 - Quiz
Een kaart heeft een schaal van 1: 500 000. De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 4,5 cm. Hoe groot is die afstand in werkelijkheid?
Slide 18 - Open question
Bekijk deze figuur en beantwoord de vragen op de volgende dia's.
Slide 19 - Slide
Ligt punt 1 op noorderbreedte of op zuiderbreedte?
A
Noorderbreedte
B
Zuiderbreedte
Slide 20 - Quiz
Hoe heet de breedtecirkel waarop punt 3 ligt?
Slide 21 - Open question
Wat is een ander woord voor breedtecirkel?
Slide 22 - Open question
Ligt punt 5 op het westelijk of op het oostelijk halfrond?
A
westelijk halfrond
B
oostelijk halfrond
Slide 23 - Quiz
Wat geeft punt 4 aan?
Slide 24 - Open question
Welk schaalniveau past bij deze kaart?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal
Slide 25 - Quiz
Welk schaalniveau past bij deze kaart?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal
Slide 26 - Quiz
Welk schaalniveau past bij deze kaart?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal
Slide 27 - Quiz
Bekijk deze figuur en beantwoord de volgende vragen op de dia's.
Slide 28 - Slide
Geven de lijnen in de kaart de absolute of de relatieve afstanden weer?
A
Absolute afstanden
B
Relatieve afstanden
Slide 29 - Quiz
Welke uitspraak over afstand is goed?
A
De absolute afstand is hetzelfde als de afstand hemelsbreed.
B
De absolute afstanden zijn de afgelopen honderd jaar toegenomen.
C
De afstand hemelsbreed meet je over de weg.
D
De relatieve afstand is meestal kleiner dan de absolute afstand.
Slide 30 - Quiz
Welk schaalniveau past bij de volgende beschrijving: "Een kaart van de parken in Amsterdam"
Slide 31 - Open question
Welk schaalniveau past bij de volgende beschrijving: "Een kaart van de populairste vakantiegebieden in Frankrijk"
Slide 32 - Open question
Welk schaalniveau past bij de volgende beschrijving: "Een wegenkaart van Europa"
Slide 33 - Open question
Welk schaalniveau past bij de volgende beschrijving: "Een kaart van de vervuiling op de stranden van Brazilië"
Slide 34 - Open question
Als een kaart een schaal heeft van 1: 200 000, noemen we 200 000 het schaalgetal. Iemand doet twee uitspraken:
I Hoe kleiner het schaalgetal, hoe minder details op een kaart zichtbaar zullen zijn. II Hoe groter het schaalgetal, hoe groter het afgebeelde gebied op de kaart kan zijn.
Welke uitspraken over het schaalgetal is goed? Kies het juiste antwoord.
A
I en II zijn beide goed
B
I en II zijn beide fout
C
I is goed en II is fout
D
I is fout en II is goed
Slide 35 - Quiz
Wat is een legenda?
A
De uitleg hoe je de kaart kunt gebruiken.
B
De verklaring van de kleuren, tekens en symbolen op de kaart.
C
Een beschrijving van de plaatsen op de kaart.
D
Hokjes onder de kaart waarin de gebruikte kleuren staan.
Slide 36 - Quiz
In sommige delen van Iran wonen heel weinig mensen. In welk gebied wonen de minste mensen?
A
In het noorden van Iran
B
In het oosten van Iran
C
In het zuiden van Iran
D
In het westen van Iran
Slide 37 - Quiz
Leg uit waarom daar zo weinig mensen wonen.
Slide 38 - Open question
Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving: "De verdeling van mensen over een land of gebied"
Slide 39 - Open question
Noteer het begrip bij de juiste omschrijving: " Kaart die over één onderwerp gaat"
Slide 40 - Open question
Twee uitspraken: I Het zuiden van Teheran bestaat uit allerlei kronkelige straatjes II De modernste gebouwen vind je in het noorden van Teheran.
A
I en II zijn beide goed
B
I en II zijn beide fout
C
I is goed en II is fout
D
I is fout en II is goed
Slide 41 - Quiz
Welke uitspraak is goed?
A
De nulmeridiaan verdeelt de aarde in een oostelijk en een noordelijk halfrond.
B
Nederland ligt op noorderbreedte en westerlengte.
C
Gebieden rondom de evenaar liggen op hoge breedte.
D
Iran heeft meer reliëf dan Nederland
Slide 42 - Quiz
In welke plaatsbepaling zit een fout?
A
48° NB, 3° OL
B
2° ZB, 3° WL
C
95° NB, 15° OL
D
16° NB, 40° WL
Slide 43 - Quiz
Was alles duidelijk? Is er nog iets waar je graag meer uitleg over hebt?