10-10-2023 V3B gram ww op -re

Bonjour à tous!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour à tous!

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui:
- Je vais apprendre...
- Grammaire
- Au travail!

Slide 2 - Slide

Je vais apprendre...

Aan het eind van de les kan je werkwoorden op -re vervoegen in de tegenwoordige tijd én in de passé composé

Slide 3 - Slide

Réviser...
Waar denk je aan als je ''werkwoorden op -re'' hoort?

Tegenwoordige tijd?

Passé composé?

Slide 4 - Slide

Réviser...
Kennen jullie werkwoorden die eindigen op -re?

Slide 5 - Slide

Prends le livre à la page 44
Lis le grammaire en silence

Slide 6 - Slide

Welke werkwoorden zijn er in het Frans?
Werkwoorden op -er -> parler, manger, travailler

Werkwoorden op -ir -> choisir, réfléchir

Werkwoorden op -re -> comprendre, apprendre









Slide 7 - Slide

Werkwoorden op -re in de présent (tt)
Je
stam + s
Tu
stam + s
Il/elle/on
stam + niks
Nous
stam + ons
Vous
stam + ez
Ils/elles
stam + ent
Formule = stam + letter


Hoe maak je de stam van een werkwoord op -re?

Slide 8 - Slide

Le verbe ''apprendre''
Je ..........
Tu ..........
Il/elle/on ..........
Nous ..........
Vous ..........
Ils/elles ..........

Slide 9 - Slide

Choisis la bonne réponse du verbe ''comprendre'' au présent.

Je (comprendre) ________ l'exercice.
A
comprend
B
comprendres
C
comprends
D
comprendre

Slide 10 - Quiz

Werkwoorden op -re in de passé composé

Hoe maken we ookal weer de passé composé voor werkwoorden die eindigen op -er?

Slide 11 - Slide

Werkwoorden op -re in de passé composé

Formule = vorm van avoir + voltooid deelwoord

Hoe maken we het voltooid deelwoord -> - re + u

Exemple -> attendre
Elle a attendu

Slide 12 - Slide

Exercice
timer
2:30
Vul de juiste vorm van het werkwoord ''attendre'' in, in de passé composé.
Je mag met degene naast je werken op fluistertoon.

1. Nous ____________ le train.
2. Je ____________ mon ami à la gare.
3. Elle ____________ son ami devant le cinéma.
4. Vous ____________ le prof dans la salle de classe.
5. Tim et Tom ____________ le bus.


Slide 13 - Slide

Au travail!
Fais les exercices: 29, 30, 32c
(29d hoeft niet)

Klaar? -> Neem alvast voor het proefwerk alle voca door / maak bijv. wrts lijsten




Slide 14 - Slide