Excursie Lille

• Frans
• Middelbare school
• mavo, vwo
• Leerjaar 3

Quelle est la distance entre Lille et La Haye ?

1. Environ 100 kilomètres
2. Environ 260 kilomètres
3. Environ 350 kilomètres
4. Environ 400 kilomètres

Lille

Dans quel département et
dans quelle région se trouve Lille ?

1. Nord-Pas-de-Calais / Nord
2. Nord-Pas-de-Calais / Pas-de-Calais
3. Picardi / Nord
4. Picardi / Oise

Qu'est-ce qui a fait de Lille une ville si importante ?

Notez trois bâtiments importants que vous verrez à Lille.

Exercice

Bereid het gesprekje voor dat je in Lille gaat voeren met Fransen:

Begin met een vriendelijk groet, vraag of je iets mag vragen en vertel waarom je de vragen wilt stellen :-)

Vraag vervolgens aan degene die is aangesproken:

1. of hij/zij in Lille woont.

2. wat hij/zij vandaag aan het doen is.

4. hoe hij/zij naar de stad gekomen is.

5. wat hij/zij aanraadt tijdens het bezoek aan de stad.

Sluit je gesprek netjes af en bedank!

Wees netjes en beleefd, spreek mensen aan met ‘vous’. 

Maak een filmpje of geluidsopname van deze interviewtjes (vraag in het Frans eerst toestemming!) en zorg dat ieder groepslid een keer het woord voert. Lever de opnames via Teams in bij je docent Frans.

 Vraag in het Frans eerst toestemming!

Wees netjes en beleefd, spreek mensen aan met ‘vous’.

Ik zoek = je cherche

Waar is de wc? =Où sont les toilettes?

Het station = la gare

Naar rechts = à droite

Naar links = à gauche

Rechtdoor = tout droit

De straat oversteken = traverser la rue

Het verkeerslicht = le feu

Ik ben verdwaald = je suis perdu (e)

Hoe laat is het? = Quelle heure est-il, s’il vous plait

Mogen we u iets vragen? = On pourrait vous demander quelque chose?

Het is om Frans te oefenen = C’est pour pratiquer le français

Leerlingen = des élèves

Hoe duur is het? = ça fait combien? Ça coûte combine?

Kopen = acheter

Ik wil graag = je voudrais

Een koffie zonder melk = un café

Een koffie met melk = un café au lait/ un café crème

Een thee = un thé

Een warme chocolademelk = un chocolat chaud

Een cola = un coca

Een soort Fanta = un orangina

Een sinaasappelsap = un jus d’orange

Een spa = une eau minérale

Een broodje kaas/ham = un sandwich au fromage/jambon

Pannenkoekjes = des crêpes

Een tosti = un croque monsieur

Een ijsje = une glace (1 bol = 1 boule, 2 bollen = 2 boules etc.)

Frites = des frites