2kgt - H4 Taalverzorging verwijswoorden

2kgt
Nederlands
 januari 2021
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

2kgt
Nederlands
 januari 2021

Slide 1 - Slide

Online lessen afspraken
Wie? Jij
Wat? Zit achter een tafel of bureau. Doet mee met de les. Stelt vragen in de chat
Waar? Thuis
Hoe? Doet oortjes in, camera aan, microfoon uit.



Slide 2 - Slide

Planning
* Uitleg verwijswoorden
* Aan de slag in NN
* Vragen

Slide 3 - Slide

Doel
Aan het einde van de les weet je:

wanneer je me, mij of mijn en je, jou of jouw gebruikt 




Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Kijk mee naar deze foto. Wanneer wordt welke zin gebruikt?

 Dan geef ik je kadootjes! / Dan geef ik jouw kadootjes!

Slide 6 - Slide


Waarom?

Slide 7 - Open question

Formuleren verwijswoorden H4
Verwijswoorden geven aan naar wie iets verwijst. 

Ik heb jou opgegeven voor de wedstrijd.
of
Ik heb jouw opgegeven voor de wedstrijd.




Slide 8 - Slide

Welk antwoord is juist?
A
Mw. Verbeek is mijn lerares.
B
Mw. Verbeek is me lerares.

Slide 9 - Quiz

Welk antwoord is juist?
A
Ik heb jouw opgegeven voor de wedstrijd.
B
Ik heb jou opgegeven voor de wedstrijd.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Vragen?
>> Check video in NN indien dit nog lastig is
>> Stel vragen in de chat

Slide 13 - Slide

Opdrachten maken
H4 Woordenschat 1, 2 en 3.
Klaar? Mk. 4
timer
15:00

Slide 14 - Slide

Doel behaald?
Schrijf voor jezelf op:

> Regel voor wanneer je me, mij of mijn gebruikt

> Regel voor wanneer je je of jouw gebruikt.

Slide 15 - Slide

Wanneer gebruik je 'me, mij of mijn'?

Slide 16 - Open question

Wanneer gebruik je 'je, jij of jouw'?

Slide 17 - Open question

In welke zin is 'me, mij of mijn' verkeerd gebruikt?
A
Ik pak mijn paarse markeerstift.
B
Simon heeft mijn etui.
C
Waarom heeft iedereen altijd de pik op mij?
D
Hij zwaaide naar me oma.

Slide 18 - Quiz

In welke zin is 'me, mij of mijn' verkeerd gebruikt?
A
Dat is toch echt mij jas!
B
Ik schrik me rot door jou.
C
Dat gezeik van mijn broertje ook altijd.
D
Oma stond voor mij op.

Slide 19 - Quiz

Me / Mijn shirt heeft dezelfde kleur als dat van (2) jou / jouw.
A
me
B
mijn
C
jou
D
jouw

Slide 20 - Quiz

Wil je (1) mij / mijn vertellen hoe (2) jou / jouw vakantie was?
A
mij
B
mijn
C
jou
D
jouw

Slide 21 - Quiz

Jou / Jouw piano maakt een mooier geluid dan de piano van (2)
mij / mijn.
A
jou
B
jouw
C
mij
D
mijn

Slide 22 - Quiz

HUISWERK
LEZEN in je leesboek 15 minuten

MAKEN Taalverzorging H4 opdr. 4 t/m 9

Slide 23 - Slide