-Je kunt een preparaat maken.
-Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
-Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
-Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen.
-Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.
Hebben we allemaal al besproken.