Zelftoets herhaling

Zelftoets herhaling

We herhalen grammatica en spelling

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:
Mijn broertje verzamelt voetbalplaatjes.

1. Mijn broertje
2. voetbalplaatjes
3. verzamelt

Hoor je dat geluid in de keuken?

1. dat geluid
2. hoor
3. in de keuken

Zullen we straks een spelletje doen?

1. doen
2. zullen
3. straks

Wat is het voltooid deelwoord (vd) in de zin:

Ik ben verhuisd.

1. ben
2. ik
3. verhuisd

Ik heb de marathon gelopen.

1. heb
2. ik
3. gelopen

Ik ben sinds gisteren afgestudeerd.

1. ben
2. afgestudeerd
3. sinds

Wat is het werkwoordelijk gezegde? (wwg)

Ik heb tomaten gekocht.

1. heb
2. gekocht
3. heb gekocht

Wij waren naar Amsterdam gegaan.

1. waren gegaan
2. waren
3. gegaan

Hebben jullie afgelopen weekend gefeest?

1. gefeest
2. hebben
3. hebben gefeest

Vul de juiste spelling in.

Hoe ver moet je naar school (lopen)?

1. lopen
2. loopt
3. gelopen

Wanneer (starten) het nieuwe F1-seizoen?

1. start
2. stard

Wanneer (lopen) jouw abonnement af?

1. loopt
2. loopd
3. lopd