Hoofdstuk 7 relaties

Hoofdstuk 7 Relaties
7.1 Omgaan met elkaar.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7 Relaties
7.1 Omgaan met elkaar.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Soorten relaties
In het dagelijks leven hebt je contacten met mensen. Mensen kunnen niet zonder elkaar. Contacten moet je onderhouden, je steekt er energie in.  Er zijn verschillende soorten relaties.  Zo heb je zakelijke relaties, samenwerkingsrelaties, persoonlijke relaties en liefdesrelaties. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Een bakker en zijn klant hebben een...
A
Persoonlijke relatie
B
Zakelijke relatie

Slide 8 - Quiz

Welke relatie heb je met een broer of zus?
A
Zakelijke relatie
B
Persoonlijke relatie

Slide 9 - Quiz

Welke relatie heb je met moeder of vader?
A
persoonlijke relatie
B
zakelijke relatie

Slide 10 - Quiz

De kapper en zijn klant hebben een:
A
samenwerkingsrelatie
B
zakelijke relatie

Slide 11 - Quiz

Spelers in een voetbalteam hebben een:
A
samenwerkingsrelatie
B
zakelijke relatie

Slide 12 - Quiz

Bemanningsleden in een vliegtuig hebben een:
A
persoonlijke relatie
B
samenwerkingsrelatie

Slide 13 - Quiz

Samenlevingsvormen.
1. Sommige mensen hebben een lat-relatie. 
Dit komt uit het Engels en betekent: living apart together.
2. Sommigen wonen in een een-oudergezin.
3 Anderen in een twee-oudergezin.
4 Je kunt samenwonen of alleenstaand zijn.
5. In een verzorgingstehuis.
6  Of in een studentenhuis.

Slide 14 - Slide

Probeer in eigen woorden uit te leggen wat een samenlevingsvorm is.

Slide 15 - Open question

Vriendschap
Vriendschap; het hebben van vrienden is voor ieder mens heel belangrijk. Vriendschap betekent veel voor mensen. Op de volgende slide staat een wordweb. Vul deze in. Waar denk jij aan als je het woord vriendschap hoort?

Slide 16 - Slide

Vriendschap

Slide 17 - Mind map

Slide 18 - Slide

Groepen
Iedereen zit in verschillende groepen, bijvoorbeeld je familie, je team, je klas, je vrienden. In elke groep zijn er andere "regels". Soms doe je mee met je vrienden, omdat het moeilijk is om NEE te zeggen, dit heet groepsdruk.

Slide 19 - Slide

Geef in je eigen woorden een voorbeeld van groepsdruk.

Slide 20 - Open question

Vooroordeel
Bij een vooroordeel zeg je dat alle mensen van een groep een bepaalde eigenschap hebben, terwijl dit niet waar is. Bijvoorbeeld: alle voetbalsupporters zijn hooligans. Een vooroordeel is niet waar. 

Slide 21 - Slide

Feit/kenmerk
Een feit is een kenmerk en kun je controleren.
Een voorbeeld van een feit is: 
Nederland is een land aan de Noordzee.

Slide 22 - Slide

Nederlanders lopen op klompen en wonen in een molen.
A
mening
B
feit
C
vooroordeel

Slide 23 - Quiz

Veel pubers hebben last van jeugdpuistjes.
A
mening
B
feit
C
vooroordeel

Slide 24 - Quiz

Meisjes zijn niet technisch.
A
feit
B
mening
C
vooroordeel

Slide 25 - Quiz

Mannen kunnen niet koken.
A
vooroordeel
B
feit

Slide 26 - Quiz

Dit was het voor deze week.

Volgende les gaan we het hebben over de Puberteit en veranderingen

Slide 27 - Slide