13.2 Ademhalen

Hoofdstuk 13: Dieren en planten
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 13: Dieren en planten

Slide 1 - Slide

Programma
  • Herhaling paragraaf 13.1
  • Start paragraaf 13.2
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Slide

Herhaling 
Quizlet live

Slide 3 - Slide

Huiswerk
vragen over het huiswerk?

Slide 4 - Slide

Doelen
  • De leerlingen kunnen uitleggen hoe een insect ademt.
  • De leerlingen weten hoe vissen zuurstof uit het water halen. 
  • De leerlingen kunnen uitleggen hoe planten aan zuurstof komen

Slide 5 - Slide

Ademhaling insect
Bij insecten gaat de ademhaling via het achterlijf.
In de zijkanten van het lijf zitten kleine openingen, Stigmata. Via die stigmata gaat het door een serie sterk vertakte buizen, Tracheeën.

Slide 6 - Slide

diffussie
Bij diffussie wordt de concentratie in het ene gebied gelijk gemaakt met die in het andere gebied. 

Daarbij stroomt de zuurstof van plekken met een hoge concentratie naar plekken met een lage concentratie

Slide 7 - Slide

0

Slide 8 - Video

Hoe krijgen vissen zuurstof?
Vissen nemen met hun kieuwen zuurstof uit het water op. 
De meeste vissen hebben aan beide kanten kieuwen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Aan de slag
Wat?                  Maken Paragraaf 13.2 
Hoe?                  met een buurman of buurvrouw
Hoe lang?        ong. 15 minuten
Vraag?               Vraag het fluisterend aan je buurman/vrouw.
                              Weet die het ook niet? Steek dan je vinger op
Klaar?                 Kijk of je dit voor jezelf helder kunt opschrijven                                     (samenvatten) 

Slide 13 - Slide

gaswisseling plant
Fotosynthese.

Huidmondjes regelen inlaat en uitlaat van gaswisseling. 

Overdag: teveel zuurstof, naar de omgeving.
's nachts: te weinig zuurstof, dus opgeslagen zuurstof gebruiken

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Wat?                  Maken Paragraaf 13.2 
Hoe?                  met een buurman of buurvrouw
Hoe lang?        ong. 10 minuten
Vraag?               Vraag het fluisterend aan je buurman/vrouw.
                              Weet die het ook niet? Steek dan je vinger op
Klaar?                 Kijk of je dit voor jezelf helder kunt opschrijven                                     (samenvatten) 

Slide 15 - Slide