Lezen H3

timer
10:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- je weet hoe de planning tot aan de formatieve toets eruitziet
- je leert tekstverbanden te herkennen aan signaalwoorden
- je leert het doel-middelverband, vergelijkend verband en samenvattend verband in teksten te herkennen

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Lezen (10 min)
- Intro lesdoelen en lesprogramma (5 min)
- Planning (5 min)
- terugblik / huiswerk (10 min)
- Uitleg: tekstverbanden en signaalwoorden (5 min)
- Zelfstandig werken (15 min)
- oefenpitches (10 min)
- Afsluiting en huiswerk (5 min)

Slide 3 - Slide

Planning
Donderdag 18 november: H3 Lezen
Donderdag 25 november: H2 Spelling Leenwoorden
Donderdag 3 december: Opfrissen grammatica (woordsoorten en zinsontleding) en eventueel ww-spelling
TEA EN KERSTVAKANTIE
Donderdag 7 januari: Formatieve toets H1/H2 (en Lezen H3)

Slide 4 - Slide

Terugblik en huiswerk
Recensie: werkwijze en opbouw 

H2 Lezen: concluderend, oorzakelijk en redengevend tekstverband


Slide 5 - Slide

Wat heb je aan tekstverbanden en signaalwoorden?
Je kunt een tekst beter begrijpen als je weet wat de delen met elkaar te maken hebben. Welk verband ze hebben.
Je herkent het verband tussen woorden, zinnen en alinea's aan signaalwoorden.

Slide 6 - Slide

Ik ga iedere dag op de fiets naar school.
Het regent.
Ik ga met de trein naar school. 

Slide 7 - Slide

Met signaalwoorden laat de schrijver zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Ik ga iedere dag op de fiets naar school. Omdat het regent, ga ik met de trein.

Signaalwoord: omdat

Slide 8 - Slide

Vorig jaar hebben jullie de volgende verbanden geleerd:
- chronologisch verband (gebeurtenissen in juiste tijdsvolgorde): vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, terwijl,  binnenkort, jaartallen en data
- opsommend verband (dingen achter elkaar noemen): ten eerste, om te beginnen, bovendien, ten slotte, maar ook 1. 2. en streepjes en dots
- tegenstellend verband (tegenovergestelde dingen): maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks, aan de ene kant
- toelichtend verband (extra informatie bij een onderwerp, een voorbeeld): bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan

Slide 9 - Slide

H2 Lezen
concluderend, oorzakelijk en redengevend tekstverband

Slide 10 - Slide

Voor een voetbalwedstijd heb je een goede conditie nodig, daarom train ik twee keer per week.

A. Oorzakelijk tekstverband (staan)
B. Redengevend tekstverband (zitten)

Slide 11 - Slide

Mijn oom kwam in een lange file terecht, daardoor kwam hij te laat op de receptie.

A. Oorzakelijk tekstverband (staan)
B. Redengevend tekstverband (zitten)

Slide 12 - Slide

H2 Lezen
Concluderend verband
Signaalwoorden: Dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al

Redengevend verband(waarom iemand iets doet/vindt = keuze/ iemandswil)
Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij

Oorzakelijke verband (waardoor iets gebeurt = buiten iemands wil)
Signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Slide 13 - Slide

 Huiswerk: opdracht 1 van blz. 42 (Nieuw Nederlands)

Slide 14 - Slide

Tekstverbanden
1. Doel-middelverband
2. Vergelijkend verband
3. Samenvattend verband

Filmpje Nieuw Nederlands

Slide 15 - Slide

Welke twee signaalwoorden geven het doel-middelverband aan:
Fabrikanten van voedingsproducten willen veel verkopen. Om dat te bereiken gebruiken ze in hun productinformatie slimme termen als 'geen vet', 'extra vitamines' en 'licht verteerbaar'. Ook hebben ze regelmatig kortingsacties. Tenslotte spelen ze handig in op verlangens van mensen d.m.v. reclamekreten als 'de lekkerste' en 'eenvoudig te bereiden'. 

Slide 16 - Slide

Aan de slag
 wat: lees de theorie op blz. 72 en maak opdracht 1 en 2 blz. 73/74

hoe: individueel, je mag op fluistertoon iets vragen

Slide 17 - Slide

Opdracht oefenpitch
1. Heb je de opdracht presentatie doorgenomen?
2. Bereid een korte presentatie (1 minuut) voor over een voorwerp (waarvan je denkt dat veel klasgenoten niet weten waarvoor het is of wat je ermee kunt). 

Slide 18 - Slide

Afsluiting en vooruitblik


Huiswerk: opdracht  1 en 2 blz. 72 en bereid je oefenpresentatie voor!! 

Slide 19 - Slide