Using a dictionary

Dictionary skills
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dictionary skills

Slide 1 - Slide

Today's goals
  • Je weet (weer) hoe je woorden moet opzoeken in een woordenboek
  • Je weet hoe een woordenboek werkt
  • Je weet wanneer het een goed idee is om een woordenboek te gebruiken.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Hoe gebruik je een woordenboek? 
Tips:
  • De woorden staan op alfabetische volgorde.
  • Gebruik de gidswoorden boven aan. Deze geven het 1e woord en het laatste woord van die pagina aan en helpen je beter zoeken naar het woord. 
  • Bedenk welke vertaling het meest logisch in de zin is.


Slide 5 - Slide

Stam van het woord

It was extremely  cold outside.     >   stam = extreme
She loved her new phone.            >   stam = love
That is unfair.                              >   stam = fair  
They are talking  too much.          >   stam = talk
We went home after class            >   stam = go


Slide 6 - Slide

Hoe 'lees' je een woordenboek?
  1. Het woord dat je moet opzoeken.
  2. De uitspraak van het woord. 
  3. Het aantal woordsoorten wordt aangeven, in dit geval 2, zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord.
  4. Woordsoort zoals bijvoorbeeld zelfstandig nw, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord
  5. Hier vul je het woord in dat je hebt opgezocht.
  6. Voorbeelden in het Engels worden schuingedrukt. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

a) Normale
b) Rare
c) Rommelig

Slide 9 - Slide

a) troebel/donker
b) schoon
c) helder

Slide 10 - Slide