Les 1: Omgaan met geld

Thema 6 Geld
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 6 Geld

Slide 1 - Slide

Welke dingen hebben volgens jullie
met geld te maken?

Slide 2 - Slide

Welke dingen hebben volgens jullie
met geld te maken?
- Een reclame voor een spaarrekening bij de bank. 
- Een hotdogverkoper in een hotdogpak. 
- Afval scheiden.
- De uitverkoop (sale). 
- Biologisch eten kopen in de biologische winkel. 
- Een winkelcentrum met verschillende winkels. 
- Een reclame voor mobiele telefoons. 
- Pinnen bij een pinautomaat. 
- Een dakloze man die bedelt om geld. 
- Een vrouw die een nieuwe telefoon koopt. 



Slide 3 - Slide

Les 1 Omgaan met geld

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
In deze les leer je:

- dat je moet kiezen waaraan je je geld uitgeeft;
- wat een budgetplan is;
- dat je kunt sparen voor bepaalde uitgaven.

Slide 5 - Slide

Lezen
Geld  
bladzijde 166

Slide 6 - Slide

Maken
Opdracht 1 
bladzijde 167

Slide 7 - Slide

Lezen
Budgetplan 
bladzijde 168

Slide 8 - Slide

Maken
Opdracht 2
bladzijde 168 en 169

Slide 9 - Slide

Lezen
Sparen 
bladzijde 170

Slide 10 - Slide

Maken
Opdracht 3 
bladzijde 170 en 171

Slide 11 - Slide

Wat zie je op de afbeelding?
A
Een budgetplan
B
Een lening
C
Een spaarreking

Slide 12 - Quiz

Een voordeel van een ________ is dat je ziet hoeveel geld je overhoudt of tekortkomt.
A
budgetplan
B
lening
C
spaarrekening

Slide 13 - Quiz

Welk antwoord past bij de uitspraak van het meisje?
A
Je hebt verschillende inkomsten en uitgaven.
B
Je kunt het belangrijk vinden om veel geld te hebben.
C
Je moet kiezen waar je je geld aan uitgeeft.

Slide 14 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van uitgaven?
twee antwoorden zijn goed.
A
loon
B
ov-kaart
C
stagevergoeding
D
uitgaan

Slide 15 - Quiz

Elke maand zet Jantine geld apart voor haar rijlessen.
Waarvan is dit een voorbeeld?
A
geld uitgeven
B
een budgetplan maken
C
geld sparen

Slide 16 - Quiz

Wat is een reden om geld te sparen?
A
Zodat je meer inzicht hebt in je inkomsten en uitgaven.
B
Zodat je minder geld nodig hebt.
C
Zodat je uiteindelijk iets kunt kopen waar je nu geen geld voor hebt.

Slide 17 - Quiz

Welke zin past bij deze afbeelding?
A
Je kunt geld sparen om uiteindelijk iets te kopen.
B
Je kunt geld sparen om onverwachte uitgaven te betalen.
C
Je kunt zelf kiezen waarvoor je geld spaart.

Slide 18 - Quiz

Houdt Jorik geld over om te sparen?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz