Wet van ohm

Wet van Ohm
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wet van Ohm

Slide 1 - Slide

Wet van Ohm

Slide 2 - Slide

Stroomsterkte druk je uit in
A
Volt
B
Ampére
C
Ohm
D
Vermogen

Slide 3 - Quiz

Met welke eenheid meten we spanning
A
ampere
B
vermogen
C
volt
D
watt

Slide 4 - Quiz

Maar eerst, wat weet je al?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Elektrische stroomkring
  • Elektriciteit stroomt uitsluitend in 
        een gesloten kring, de stroomkring.
  • Een stroomkring bestaat minimaal uit:
       - Een spanningsbron,
       - Een elektrisch apparaat en
       - Aansluitdraden (koper)
  • Uitschakelen: Als je de stroomkring ergens onderbreekt.

Slide 8 - Slide

En ......
  • Elektriciteit is de vloei van elektronen.
  • Voor een elektrische stroom zijn een 
        spanningsbron, en een gesloten kring 
        nodig.
  • Een stroomkring teken je in een schakelschema.
  • Een geleider laat een elektrische stroom goed door en een isolator niet.

Slide 9 - Slide

Schakelschema
  • Schakeling: 
Elektrische onderdelen die met elkaar verbonden zijn. 
  • Schakelschema:
Eenvoudige tekening van een schakeling

Slide 10 - Slide

Weerstand

Slide 11 - Slide

1
2
3
Wet van Ohm

Slide 12 - Slide

Filmpje Wet van Ohm

Slide 13 - Slide

Wet van Ohm
U=I.R

Slide 14 - Slide

Wet van Ohm

Slide 15 - Slide

De weerstand bepalen









Sommige draden hebben grote spanning nodig voor een klein beetje stroom 
Weerstand: Hoe erg de elektronen worden gehinderd

Slide 16 - Slide

Wet van Ohm

Slide 17 - Slide

De wet van Ohm
Als de spanning 2× zo groot wordt,
wordt de stroomsterkte ook 2× zo groot.


Als de spanning 3× zo groot wordt,
wordt de stroomsterkte ook 3× zo groot.



Slide 18 - Slide

Weerstand berekenen

Slide 19 - Slide

Even oefenen
  1. Stroomsterkte is 4 Ampere, spanning is 6 Volt, weerstand is .......? 
  2. R= 70 Ohm, I = 2 A, Hoeveel is dan de spanning?
  3. Klopt dit?  U=100 V, R=4 Ohm en I= 25 A.
  4. Klopt dit? als de spanning 2x zo hoog wordt en de weerstand blijft gelijk, dan wordt de stroomsterkte 2 keer zo groot. 

Slide 20 - Slide

Johan heeft een weerstand gevonden en gaat onderzoeken hoe groot deze weerstand is. Hij zet over deze weerstand een spanning van 1,5 Volt. Met een stroommeter bepaalt hij de stroomsterkte; deze bedraagt 3,85 mA. Hoe groot is nu de weerstand?

Slide 21 - Open question

Weerstand en temperatuur
  • Niet recht evenredig

  • als de spanning 2× zo groot wordt, 
    blijft de stroomsterkte daar duidelijk bij achter. 
  • In dit geval geldt de wet van Ohm dus niet.

  • Want draden krijgen een andere weerstand,
    als de temperatuur veranderd

Slide 22 - Slide

NTC & LDR
  • Een NTC is gevoelig voor veranderingen in temperatuur. 
  • Als de temperatuur van een NTC stijgt, daalt zijn weerstand. 
  • De NTC gaat dan beter geleiden en laat meer stroom door.


  • Een LDR  is gevoelig voor veranderingen in 
    de hoeveelheid licht. 
  • Als er meer licht op een LDR valt, daalt zijn weerstand.
  • De LDR gaat dan beter geleiden en laat meer stroom door.

Slide 23 - Slide

Voorbeelden NTC:
Lampje frituurpan 
Verwarming 

Voorbeelden LDR:
Straat verlichting 
Beelscherm telefoon

Slide 24 - Slide

Is deze weerstand Ohms?
A
Ja
B
Nee
C
Geen idee
D
Taart

Slide 25 - Quiz

Wat is de weerstand van een 6V en 1.2A lamp?

Slide 26 - Open question