Observeren - les 4

• Observeren en Signaleren
• MBO
• Studiejaar 3,4

Observeren

Het observatieplan

Observeren kan je helpen bij het oplossen van problemen van een deelnemer of in een groep. Het helpt je om juiste beslissingen te nemen. Observeren doe je niet zomaar. Je doet dat in overleg. 

Het observatieplan

1. bepaal de beginsituatie
2. verzamel achtergrondgegevens
3. bepaal het doel en de doelgroep
4. maak observatievragen
5. kies een manier van registreren
6. bepaal de observatiesituaties
7. stel de observatiedata en tijdstippen vast
8. kies een manier van rapporteren

STAP 1

beginsituatie:

Vraag je af wat je gaat observeren en van welke situatie of welk probleem je uitgaat. Dit schrijf je kort en helder op!

STAP 2

achtergrondgegevens:

naam, leeftijd, gezinssituatie, omstandigheden, tijdstippen etc..

STAP 3

doel en doelgroep:

Wie ga je observeren en met welk doel. Je doel moet concreet zijn!

STAP 4

observatievragen:

deze vragen bieden structuur.

beschrijf bijvoorbeeld het gedrag (in een groep).

voorbeeldvragen zijn:

op welke momenten ..?

Wie of wat beinvloedt ..?

Hoe gedraagt .. zich vlak voor, vlak na .. ?

STAP 5

registreren:

beschrijvende observatie

observatieschema

(aankruis of vragenlijst)

STAP 6

observatiemethode:

in verschillende situaties observeren.

verschillende situaties en tijdstippen met elkaar vergelijken.

STAP 7

data en tijdstippen:

hoe vaak, wanneer, duur

STAP 8

rapporteren:

interpreteren. je gaat een betekenis geven aan wat je hebt waargenomen.

conclusies, aanbevelingen, voorstellen.

Waarom is contact maken met een deelnemer heel belangrijk?

1. Je toont op die manier interesse
2. Je kunt de behoefte van de deelnemer bepalen
3. Je kunt jezelf voorstellen
4. A, B en C zijn goed

Wat hoort niet bij een informeel gesprek?

1. Je spreekt elkaar aan met je of jij
2. Het is een lekker spontaan gesprek
3. Er is van te voren een duidelijk plan over de gespreksinhoud
4. Je had van tevoren geen plek afgesproken

Een kenmerk van een formeel gesprek is:

1. Het is een gezellig praatje
2. Het is vooraf nooit duidelijk hoe lang het duurt
3. Het is een serieus gesprek
4. Er word nooit iets opgeschreven over gemaakte afspraken.

Wat is een voorbeeld van externe ruis?

1. Het geluid van de radio staat te hard.
2. Hij reageerde boos op zijn collega.
3. Ze was blij omdat ze geslaagd was.
4. Ik heb je verkeerd begrepen.

Wat is een voorbeeld van verbale communicatie?

1. Joost knikte met zijn hoofd.
2. "Ik wacht op je bij de bushalte", zei Bert.
3. Hij leunde achterover op zijn stoel.
4. Zij rolde met haar ogen.

Signaleren kan betekenen dat:

1. Je iets gezien hebt
2. Je iets gehoord hebt
3. A, B en D zijn goed
4. Je iets is op gevallen

Welk signaal is non-verbaal?

1. Schelden
2. Klagen
3. Wenkbrauwen fronsen
4. Roepen

Waar je behoefte aan hebt word niet bepaald door:

1. Cultuur en achtergrond
2. Kleur van je ogen
3. Opvoeding
4. Leeftijd

Welke behoefte hoort bij de primaire/lichamelijke behoeften?

1. Privacy
2. Slapen
3. Ervaren van genegenheid
4. Veiligheid

Welk antwoord hoort niet bij sociale behoeften?

1. Liefde geven en ontvangen
2. Slapen
3. Vrienden
4. Ervaren van genegenheid

Een gevoel van eigenwaarde en zelfrespect hoort bij:

1. Lichamelijke behoefte
2. Sociale behoefte
3. Behoefte aan waardering
4. Behoefte aan veiligheid

Waarom is hij op vakantie naar Australië gegaan?

1. Dit is een open vraag
2. Dit is een gesloten vraag

Hoe kun je de behoefte van mensen achterhalen?

1. Interview
2. In een boek lezen
3. In de ogen kijken
4. Enquete

Gesloten vragen zijn vragen:

1. Waarop heel veel antwoorden mogelijk zijn
2. Waarop maar 1 antwoord mogelijk is
3. Die je stelt met de deur dicht
4. Die in een toets gesteld worden

In een interview gebruik je:

1. Alleen gesloten vragen
2. Open en gesloten vragen
3. Alleen meerkeuzevragen
4. Alleen open vragen

Wat kan ik voor je doen?
Dit is een:

1. Open vraag
2. Gesloten vraag

Ga je mee naar de bioscoop?
Dit is een:

1. Open vraag
2. gesloten vraag

Observeren is:

1. Hetzelfde als kijken
2. Iemand vragen stellen
3. Waarnemen van gedrag
4. Iemand recht in de ogen kijken

Bij objectieve informatie:

1. Laat je je beïnvloeden door je gevoel
2. Let je alleen op de feiten
3. is jouw mening heel belangrijk
4. Kijk je alleen naar naar kleuren

President Trump heeft een raar kapsel.
Dit is een:

1. Objectieve waarneming
2. Dit is een leugen
3. Dit is een feit
4. Dit is een subjectieve waarneming