Present Simple compleet

Hello 1D!
What we are going to do today:
1. Huiswerk nakijken (10 min)
2. Uitleg over wat je moet kennen (15 min)
3. Huiswerk opgeven

1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hello 1D!
What we are going to do today:
1. Huiswerk nakijken (10 min)
2. Uitleg over wat je moet kennen (15 min)
3. Huiswerk opgeven

Slide 1 - Slide

Aan het eind van de les:
Weten we:
- Alle regels van de Present Simple (tegenwoordige tijd)

Slide 2 - Slide

Tegenwoordige tijd
1. SHIT regel
2. Vragen maken
3. Vragen beantwoorden
4. Ontkenningen maken

Slide 3 - Slide

SHIT regel
She/He/It personen krijgen een S achter het werkwoord

I work at school.
He works at school.
They make friends.
She makes friends.

Slide 4 - Slide

Vragen maken
Zet het woord DO voor de zin en je hebt een vraag.

You walk to school.
Do you walk to school?
We work very hard.
Do we work very hard?

Slide 5 - Slide

Vragen maken
Bij SHIT personen zet het woord DOES voor de zin en je hebt een vraag.
+ Haal de S weg achter het werkwoord!
She walks to school.
Does she walk to school?
He works very hard.
Does he work very hard?

Slide 6 - Slide

LET OP!
Als er een vorm van 'to be' in de zin staat:

I am angry
Am I angry?

You are sad
Are you sad?

Slide 7 - Slide

Vragen beantwoorden
Herhaal het eerste woord van de vraag.

Do I walk to school?
Yes, I do
No, I do not (don't)


Slide 8 - Slide

Vragen beantwoorden
Herhaal het eerste woord van de vraag.

Does he walk to school?
Yes, he does
No, he does not (doesn't)


Slide 9 - Slide

Ontkenningen
Zet do not (don't) voor het werkwoord

I like dogs.
I don't like dogs

We sit on the couch.
We don't sit on the couch.

Slide 10 - Slide

Ontkenningen
Zet does not (doesn't) voor het werkwoord + haal de S achter het werkwoord weg

He likes dogs.
He doesn't like dogs.
He works at the Jumbo.
He doesn't work.

Slide 11 - Slide

Let op!
Als er een vorm van het werkwoord 'to be' in de zin staat.

I am angry.
I am not angry

He is sad.
He is not sad.

Slide 12 - Slide

Ga naar de planner

Slide 13 - Slide

Done!
What did we learn?

Slide 14 - Slide