Schrijven les 7: oefenen

Writing, lesson 7
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Writing, lesson 7

Slide 1 - Slide

Writing lesson 6
Examens
Planning
Planning
Oefenen

Slide 2 - Slide

Examens

In periode 3 zijn we bezig geweest met Schrijven. Daar hebben jullie eind mei het examen voor.


Dat lijkt nog ver weg, maar er vallen veel lessen uit door de bufferweek, meivakantie, hemelvaart, etc.



Examen Schrijven, op school:

9W4A en 9W4B: vrijdag 21 mei in de ochtend voor praktijk
9W4C: dinsdag 18 mei in de middag na praktijk
9KA4O: dinsdag 18 mei in de middag na praktijk

Examens Spreken en Gesprekken, online:
Week 24 (14 t/m 18 juni)

Herkansing Lezen/Luisteren:
datum volgt binnenkort

Slide 3 - Slide

Planning
Week 15: voorbereiding schrijfexamen
Week 16/17/18: bufferweek, meivakantie
Week 19: voorbereiding schrijfexamen
Week 20: examen Schrijven


Week 21: voorbereiding Spreken
Week 22: voorbereiding Gesprekken
Week 23: voorbereiding Spreken/Gesprekken
Week 24: examens Spreken/Gesprekken

Week 25: stageweek
Week 26/27: herkansingen Schrijven, Spreken en Gesprekken

Slide 4 - Slide

Oefenen
Waar moet ik op letten bij het examen?

Hoofdletters:
Begin je zinnen met een hoofdletter. Ook I (ik) is altijd met een hoofdletter. Namen, seizoenen en dagen beginnen in het Engels óók met een hoofdletter!

Leestekens:
Sluit je zin af met een punt/uitroepteken/vraagteken. Gebruik komma's. Maar gebruik ook voegwoorden om je zinnen beter te laten lopen!
Op die manier kun je twee kortere zinnen aan elkaar koppelen en variëren in de lengte van je zinnen.

Slide 5 - Slide

Voeg en verwijswoorden
Veel voorkomende voegwoorden: and, because, but, so, then, when, or, that.

Deze ken je wel en gebruik je ook al. Maar er zijn nog veel meer.
 
Minder voorkomende voegwoorden: while, until, therefore, unless, as soon as, except, although

Slide 6 - Slide

Opsomming
First/second/etc (of all), and, in addition, further, furthermore, next, moreover, firstly/secondly/etc



The first thing you need to do is wash your hands.
In addition to these spices, you may also want to add some pepper and salt.
I have three reasons for wanting to visit Rome. Firstly, I would love to see the Colosseum. Secondly, I’m sure the pope is dying to meet me. Thirdly, they have great pizza.

Slide 7 - Slide

Conclusie
So, all in all, altogether, to conclude, eventually, finally, as a result, hence, thus

 


So, have you made your choice yet?
It took a long time before we were home, but eventually we made it.
I didn’t prepare for the test, as a result I had an insufficient mark.

Slide 8 - Slide

Volgorde van tijd
First, next, then, after, later, when, while, before(hand), after(wards), as soon as

 


Next weekend we are going to the movies.
When I grow up I want to be famous.
While I liked the meal, it wasn’t fantastic.
As soon as I graduate I’m going to move out!

Slide 9 - Slide

Reden/voorwaardelijk
Because, thanks to, due to, considering, looking at, as, after all, therefore, given, usually
  

I didn’t study, therefore I got a 4,0 on my test.
I’m late thanks to the trains not running on time.

Voorwaardelijk: if, when, if…then, unless, in the case, supposing that
If that happens then I don’t know what I will do.
I will only be able to buy the new iPhone if I save money for a long time.



Slide 10 - Slide

Oorzaak en gevolg
Because, since, consequently, as a consequence/result, whereby

Since you’re late, you won’t be able to enter the classroom.

Doel/middel: by means of, with the help of
With the help of my sister I was able to go on holiday to Spain.

Tegenstelling: on the one/other hand, while, (al)though, different from, yet, on the contrary, contrary to, instead of, unlike
On the one hand I’m happy I’m here, on the other hand I’d rather be at home.
We could go to the zoo instead of the swimming pool?




Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Standaardzinnen
Je moet vaak jezelf voorstellen, iets over jezelf vertellen, over school of stage. Dat hebben we in de opdrachten ook geoefend.

Zorg dat je deze zinnen en woorden dus uit je hoofd kent.

Weet je iets niet? Omschrijf het dan, of schrijf iets anders. De examinator (ik) weet echt niet waar jij stage loopt bijvoorbeeld, of dat je paard rijdt of hockey speelt.

Slide 13 - Slide

Hoe zeg je stage in het Engels?

Slide 14 - Mind map

Internship/traineeship
My internship is at ..
My traineeship is at..

I go to my internship one/two times a week.

Nooit: I walk my internship

Slide 15 - Slide

Hoe zeg je kapper in het Engels?

Slide 16 - Mind map

Hairdresser/barber/hairstylist
I'm a hairdresser/barber.
I want to open my own hair salon.

I cut hair.
I dye hair.
Let op: nooit PAINT hair. Dye = verf voor bijvoorbeeld wenkbrauwen, haar.

Je zegt wel: I like to paint my nails. Of: I like to do my nails.

Slide 17 - Slide

Hoe zeg je schoonheidsspecialist in het Engels?

Slide 18 - Mind map

Beautician/cosmetologist/beauty thereapist
Cosmetologist: cosmetologists are trained and licensed to perform cosmetic treatments to the hair, skin, and nails.

Beautician: a trained person whose job it is to improve the appearance of a customer's face, body, and hair.

Beauty therapist: works with esthetics and skincare to help relieve a client's concerns and make sure they leave feeling their best.

Slide 19 - Slide

Grammatica
Het is mooi als je laat zien dat je in de verleden tijd, toekomstige tijd en tegenwoordige tijd dingen kan omschrijven. 

Maar let er op dat je binnen een zin dezelfde tijd gebruikt, en dat je de werkwoorden juist spelt.

Let dus op je onregelmatige werkwoorden!

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Zelfstandig oefenen:
Schrijven 14.3
Schrijfopdracht 5 - formulier invullen

Klaar? Alles wat hier rechts staat zou al af moeten zijn.

Have you? Do something for yourself until we end the lesson together.




NuEngels:
14.1 exercise 2, 3, 32 and 32 extra
14.3: exercise 3, 40, 40 extra
14.4: 1, 2, 38-39, 39 extra

Itslearning:
Writing assignment 14.1
Making an advert (during class)
Writing assignment 14.2
Writing assignment 14.3
Schrijfopdracht 4: Error analysis

Slide 22 - Slide