Warming-up

Weer en klimaat
  • Warming-up
  • Oefentoets
  • Nederland en Spanje
  • Examentraining
  • Verenigde Staten
  • Examentraining
  • Casus
1 / 37
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Weer en klimaat
  • Warming-up
  • Oefentoets
  • Nederland en Spanje
  • Examentraining
  • Verenigde Staten
  • Examentraining
  • Casus

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen het weer en klimaat?

Slide 2 - Open question

De atmosfeer is
A
De luchtlaag om de aarde
B
Het wolkendek om de aarde
C
Het broeikaseffect in de aarde
D
Het condensatieproces in de lucht

Slide 3 - Quiz

Wind ontstaat door
A
Verschil in neerslag
B
Verschillen in luchtdruk
C
Verschil in waterdamp
D
Verschil in reliëf

Slide 4 - Quiz

Welk gas komt vrij bij gebruik van o.a. aardolie, aardgas en steenkool?
A
Koolstofmonoxide
B
Koolstofkwartsiet
C
Koolstofdioxide
D
Koolstofmethaan

Slide 5 - Quiz

Op de afbeelding zie je de korte kringloop van het water. Zet de woorden in de goede volgorde. 



1.
2.
3.
4. 
regen
verdampen
wolken
afkoeling

Slide 6 - Drag question

1
2
3
4
5
6
7
De zon verwarmt de oceaan
Er ontstaan wolken
Er ontstaat neerslag 
Oceaanwater verdampt 
Water valt terug in de oceaan
Waterdamp koelt af
Waterdamp stijgt op

Slide 7 - Drag question

Waarom regent het zoveel in een tropisch klimaat?

Slide 8 - Open question

Waarom regent het veel in een gematigd klimaat?

Slide 9 - Open question

De hoofdklimaten van evenaar naar de Noordpool 

  • Tropisch regenwoud klimaat
  • Woestijnklimaat
  • (Middellands zeeklimaat
  • Gematigd klimaat 
  • Landklimaat
  • (Toendraklimaat)
  • Sneeuw- en hooggebergteklimaat

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Drag question

Slide 12 - Drag question

Klimaatgrafiek
  • Lijn: temperatuur
  • Staven: neerslag

  • Welk klimaat hoort bij deze grafiek?

Slide 13 - Slide


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
zee klimaat
D
Pool klimaat

Slide 14 - Quiz


A
Tropisch klimaat
B
Pool klimaat
C
Land klimaat
D
Droog klimaat

Slide 15 - Quiz


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Toendra klimaat
D
Droog klimaat

Slide 16 - Quiz


A
tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Pool klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 17 - Quiz


A
Droog klimaat
B
Poolklimaat
C
Gematigd klimaat
D
Tropisch klimaat

Slide 18 - Quiz


A
Droog klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Poolklimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 19 - Quiz


Welk klimaat zie je hier?
A
steppeklimaat
B
Tropischregenwoud klimaat
C
sneeuwklimaat
D
Savanneklimaat

Slide 20 - Quiz

De waterkringloop begint met.......
A
condenseren
B
verdampen
C
Wolken
D
neerslag

Slide 21 - Quiz

Wat hoort NIET in de waterkringloop?
A
smelten
B
Condenseren
C
Verdampen
D
Neerslag

Slide 22 - Quiz

Wat drijft de waterkringloop aan?
A
De zon
B
De wolken
C
Het water
D
De sneeuw in de bergen

Slide 23 - Quiz

Huiswerk
Paragraaf 2, 3 en 4 af

Slide 24 - Slide

Wat moet je kennen?
✅ Wat is luchtdruk
✅ Hoe meet je de luchtdruk
✅ Kenmerken van het weer bij hoge en lage luchtdruk
✅ Wat gebeurt er als de luchtdruk verandert
✅ Windrichtingen op aarde

Slide 25 - Slide

Wat is luchtdruk?
  • Luchtdruk => het gewicht van de lucht dat op de aarde drukt
  • Meten => barometer
  • Eenheid => hectopascal (hPa), millibar (Mb)
  • Op de weerkaart te zien => isobaren = alle punten met dezelfde luchtdruk verbonden door een lijn.
  • Je hebt hoge drukgebieden en lage drukgbieden
Weerkaart met isobaren: Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe harder het waait.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Hoge druk 
Hoge druk = dalende lucht
Symbool op de kaart = H
Getal > 1000 is H

Welk weertype hoort bij H?
- geen bewolking
- warm in de zomer
- koud in de winter


Slide 28 - Slide

Lage druk
Lage druk = stijgende lucht
Symbool op de kaart = L
Getal < 1000 = L

Welk weertype hoort bij L?
- wolken
- neerslag
- koel in de zomer
- zacht in de winter

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Het weer als de luchtdruk verandert..
Onthouden: Lucht stroomt ALTIJD van H naar
                   Dit is => wind
Onthouden: Hoe groter het verschil in luchtdruk, hoe harder 
                    het waait.

Hoe zie je dat op een weerkaart? => isobaren

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Op deze kaart zie je isobaren, kun jij aangeven waar een hoge- en waar aan lagedrukgebied ligt in Europa?
Windrichting: 
Bij L -> wind stroomt er naartoe
Bij H -> wind stroomt er vanaf

Slide 33 - Slide

Windrichtingen op aarde
Wind stroomt van H -> L
Let op: de aarde draait om zijn eigen as
Gevolg: wind heeft een afwijking!

Wet van Buys Ballot:
Noordelijk Halfrond: wind draait naar rechts
Zuidelijk Halfrond: wind draait naar links
Op de kaart zie je de grote windsystemen op aarde. Door de Wet van Buys Ballot krijgt wind een afwijking. 

NH: afwijking naar rechts
ZH: afwijking naar links

Let op: ALTIJD KIJKEN MET DE WIND IN JE RUG!

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video