2.3 Geld moet rollen

2.3 Geld moet rollen
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2.3 Geld moet rollen

Slide 1 - Slide

Geldfuncties
  1. Ruilmiddel
  2. Rekenmiddel
  3. Spaarmiddel

Slide 2 - Slide

Elektronisch betalen
Creditkaart van 18

Slide 3 - Slide

Saldo
  • = ... bedrag op de rekening
  • Positief = credit
  • Negatief = debet
  • Hoeveel in totaal uitgegeven?
  • Hoeveel inkomsten?
  • Hoe groot was het saldo op 18 oktober?

Slide 4 - Slide

Nieuw Saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Slide 5 - Slide

Sparen of lenen
Spaarmotieven;
- sparen voor de rente
- sparen voor een bepaald doel
- sparen uit voorzorg

Rente bedrag afhankelijk van;
- rentepercentage
- de hoogte van het spaarbedrag
- Hoelang je het geld spaart

Slide 6 - Slide

Sparen of lenen?
Renteberekening
Rentebedrag = (rentepercentage : 100) x spaarbedrag x jaren

Voorbeeld= Meneer Klewi heeft € 10.000 op zijn bankrekening. Hij krijgt 3.0  % rente. Hoeveel rente ontvangt hij na 5 jaar


Slide 7 - Slide

Sparen of lenen?
Renteberekening
Rentebedrag = (rentepercentage : 100) x spaarbedrag x jaren

Voorbeeld= Meneer Boet heeft € 5.600 op zijn bankrekening. Hij krijgt 2,3 % rente. Hoeveel rente ontvangt hij per jaar

(2,3:100) X 5600 x 1= € 128,80

Slide 8 - Slide

Wesley Sneijder heeft 28.000.000 op de bank en krijgt 1,85% rente.
Hoeveel rente ontvangt hij elk jaar?
A
€ 518.000
B
€ 51.800
C
€ 400.000
D
€ 1000.000

Slide 9 - Quiz

Aan de slag
Maak opdracht 1 T/M 11 van paragaaf 2.3!
Zelfstandig in stilte voor jezelf
Huiswerk controle over 15 minuten
Ben je klaar, kom je naar mij toe!
timer
15:00

Slide 10 - Slide