Stel jezelf en de belangrijkste mensen in je omgeving voor!
Denk hierbij aan familie en vrienden.
Vertel in hele Duitse zinnen:
1. alles over jezelf: naam, leeftijd, waar je woont, hobbies, school, huisdieren, ...
2. alles over je familie en vrienden: (kies 5/6 personen)
- wie het is (Er/Sie ist mein/meine.... broer, vriend, oma...)
- naam en leeftijd (Er/Sie heißt .... , Er/Sie ist.... Jahre alt)
- waar hij/zij woont (Er/Sie wohnt in...)
- één eigenschap (Er/Sie ist...)
- hobby of beroep (Sein/Ihr Hobby ist.... , Er/Sie ist ..... von Beruf)