This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welkom H2 GELD
Agenda:
bespreken Toets
start H2 over geld
Slide 1 - Slide
Leerdoelen 2.1
Na deze les weet je ....
wat de 3 geldfuncties zijn.
op welke manieren kun je betalen.
welke rol de banken spelen in het geldverkeer
berekenen van saldo op een bankrekening
Slide 2 - Slide
Functies van Geld
Spaarmiddel
Rekenmiddel
Ruilmiddel
Ruilmiddel:
je koopt of verkoopt goederen of diensten met geld
Rekenmiddel:
je kunt de waarde van verschillende producten met elkaar vergelijken
Spaarmiddel:
je geeft een deel van je inkomen niet uit, zodat je het later kunt gebruiken
Slide 3 - Slide
Vormen van Geld
Geld op de bank waar je via je pinpas mee kunt betalen. Dus niet je geld op een spaarrekening.
(Giraal)
Munten & bankbiljetten
(Chartaal)
Slide 4 - Slide
Giraal geld
Als je geld opneemt bij een geldautomaat...
- hoeveelheid giraal geld daalt
- hoeveelheid chartaal geld stijgt
Slide 5 - Slide
Giraal geld
Op je bankrekening
Niet tastbaar
Slide 6 - Slide
Welke vormen van giraal geld ken je?
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Video
Creditsaldo
positief saldo
geld op je rekening
Dit moet je weten om het saldo te kunnen berekenen!
Debetsaldo
negatief saldo
geld tekort op je rekening
Slide 9 - Slide
Rekenafschrift
Vorige saldo €50
Ontvangen €20 +
Betaald €40 -
Nieuw saldo €30 → creditsaldo
Slide 10 - Slide
Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo heeft van €523,80
Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.
523,80 - 125 - 99 + 126,40 - 25 = 401,20
Haar nieuwe saldo is €401,20 credit
Slide 11 - Slide
Rol van de bank
Slide 12 - Slide
rol van de bank
Het geld wat gespaard wordt bij de bank, wordt weer uitgeleend. De bank betaalt de spaarders rente, en ontvangt van de leners rente. De rente die de bank ontvangt is hoger, zo verdient de bank geld.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Zelf aan de slag 2.1
Waarmee betaal je?
blz 42 en 43
opdracht 1 t/m 12
Slide 15 - Slide
Programma
2.1 doelstellingen
2.1 vragen lessonup
afmaken 2.1 (10 minuten)
uitleg 2.2.
Slide 16 - Slide
Wat heb je geleerd?
Slide 17 - Slide
Welk voorbeeld is GEEN voorbeeld van directe ruil
A
banaan voor een pen
B
banaan voor geld
C
pen voor een appel
D
appel voor een banaan
Slide 18 - Quiz
Wat is een voorbeeld van chartaal geld?
A
creditcard
B
bankpas
C
biljetten
D
pinpas
Slide 19 - Quiz
Wat is chartaal geld?
A
munten
B
bankbiljetten
C
munten en bankbiljetten
D
giraal geld
Slide 20 - Quiz
Als geld wordt gebruikt om de waarde van goederen en diensten aan te geven dan is het?