Grieken klas 1

Welke bestuursvorm had de stad Athene?
A
Keizer
B
Democratie
C
Adel
D
Koning
1 / 31
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke bestuursvorm had de stad Athene?
A
Keizer
B
Democratie
C
Adel
D
Koning

Slide 1 - Quiz

Wat is een Mythe?

Slide 2 - Open question

Bekijk de verschillende soorten zuilen in de bron.

Wat is de juiste volgorde van vroeg naar laat?


A
A: Ionisch, B: Corintisch, C: Dorisch.
B
A: Corintisch, B: Dorisch, C: Ionisch.
C
A: Corintisch, B: Ionisch C: Dorisch.
D
A: Ionisch, B: Dorisch, C: Corintisch.

Slide 3 - Quiz

Welke soort democratie?
A
Directe democratie
B
indirecte democratie

Slide 4 - Quiz

Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert

Slide 5 - Quiz

Had in de Griekse stadstaten een meerderheid of een minderheid van de bewoners burgerrechten? Leg je antwoord uit.

Slide 6 - Open question

Stelling I. Athene lag in Griekenland, Sparta niet.

Stelling II. Athene was een stadstaat, Sparta niet.
A
stelling I is juist, stelling II is onjuist.
B
stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist

Slide 7 - Quiz

De Grieken stichtten koloniën.
Waarom deden ze dat?

Slide 8 - Open question

Griekenland was verdeeld in:
A
Provincies
B
Stadstaten

Slide 9 - Quiz

Waar of niet waar?
De Olympische Spelen werden gehouden zodat de Grieken zich niet zouden vervelen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Waar of niet waar?
In het oude Griekenland mochten alle mannen boven de 25 jaar meebeslissen over het bestuur.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Wat is het andere woord voor een 'stadstaat'?
A
Polijs
B
Polis
C
Polissen
D
Polo

Slide 12 - Quiz

Wie mochten er in de Griekse democratie niet meebeslissen? Noem drie groepen mensen.

Slide 13 - Open question

Welke vorm van democratie had Athene
A
Directe democratie
B
Indirecte democratie

Slide 14 - Quiz

Hoe noemen we een zelfstandige stad in het oude Griekenland?
A
kolonie
B
economie
C
stadstaat
D
democratie

Slide 15 - Quiz

Waarom stichten de oude Grieken kolonies?

A
Omdat de stadstaten vol waren moesten niet burgers vertrekken.
B
De tirannen van Griekenland wilden meer landen bezitten.
C
In Griekenland was er te weinig landbouwgrond.
D
Sommige mensen waren voor aristocratie anderen voor democratie.

Slide 16 - Quiz

Hoe heet de bestuursvorm in het oude Griekenland waarbij een koning de macht heeft?
A
Oligarchie
B
Tirannie
C
Aristocratie
D
Monarchie

Slide 17 - Quiz

Waarom spreek je over Griekenland in die tijd niet van een eenheidsstaat?

Slide 18 - Open question

Welke invloeden uit de Griekse oudheid kom je tegen in onze cultuur?
Geef twee voorbeelden.

Slide 19 - Open question

Hoewel de Grieken hun poleis verschillend bestuurden, voelden ze zich toch verbonden.
Noem twee voorbeelden wat alle poleis wel gemeen hadden:

Slide 20 - Open question

Deze stadstaat had een sterk leger.
A
Athene
B
Sparta

Slide 21 - Quiz

Deze stadstaat had veel koloniën.
A
Athene
B
Sparta

Slide 22 - Quiz

Socrates was een wijze filosoof uit het Oude Griekenland
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste definitie van polis?
A
De kust rondom de Middellandse Zee
B
Document waar wetten en regels van de stad op staan
C
Griekse stadstaat: stand met omringend gebied
D
Vorm van bestuur waarbij één man alle macht heeft

Slide 24 - Quiz

Mensen met het burgerrecht mochten meebeslissen.

Wie kregen er in een Griekse stadstaat het burgerrecht?

Slide 25 - Open question

Wat is het verschil tussen filosofie en wetenschap?
A
bij wetenschap doen ze onderzoek naar feiten, bij filosofie niet
B
er is geen verschil
C
er is bij filosofie onderzoek gedaan en bij wetenschap niet

Slide 26 - Quiz

Welke wetenschap past bij Herodotus?
A
Geschiedenis
B
Aardrijkskunde
C
Natuurkunde
D
Geneeskunde

Slide 27 - Quiz

Wie was Hippocrates?
A
Griekse leider
B
filosoof
C
een arts
D
een geschiedenisdocent

Slide 28 - Quiz

Welke zuilenorde of bouwstijl?
A
Dorisch
B
Ionisch
C
Korinthisch

Slide 29 - Quiz

Wat was het doel van de Olympische Spelen?
A
Goden vereren
B
Voor je stadstaat strijden
C
Beide antwoorden zijn goed

Slide 30 - Quiz

Wat leverde een overwinning op de Olympische spelen op?
A
Gouden medaille
B
Takkenkrans
C
Gratis toegang tot toneel
D
Gratis eten in je stadstaat

Slide 31 - Quiz