Par 2.2.2 de productiefunctie en 2.2.3 afnemende meeropbrengsten

Agenda les
  • Herhaling deel par 2.1 en 2.2.1
  • Uitleg par 2.2.2 De productiefunctie (deels a.d.h.v opgave 2.9)
  • Uitleg par 2.2.3 afnemende meeropbrengsten van arbeid en kapitaal
  • Huiswerk
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Agenda les
  • Herhaling deel par 2.1 en 2.2.1
  • Uitleg par 2.2.2 De productiefunctie (deels a.d.h.v opgave 2.9)
  • Uitleg par 2.2.3 afnemende meeropbrengsten van arbeid en kapitaal
  • Huiswerk

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wet van Say
  • Ieder aanbod schept zijn vraag.
  • Productie= niveau potentiële productie
  • Potentiële productie= productie die behaald kan worden o.b.v. de hoeveelheid en productiviteit van de aanwezige productiefactoren arbeid en kapitaal.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Klassieke theorie
  • Het BBP groeit als de potentiële productie groeit.
  • Economische groei op lange termijn wordt bepaald door aanbodkant = structurele kant economie
  • Kwantiteit (=hoeveelheid) en kwaliteit (productiviteit) van arbeid en kapitaal bepalen potentiële productie (= BBP).
  • Door technologische ontwikkeling wordt de rol van kapitaal en productiviteit steeds belangrijker.
  • Overheidsingrijpen alleen bij marktfalen (laissez faire)
  • Overheid dient alleen de bezittingen van burgers te beschermen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Onzichtbare hand - Adam Smith
  • Bedrijven, gedreven door onderlinge concurrentie, zullen leveren wat consumenten willen kopen
  • Door de onderlinge concurrente bedrijven kunnen deze geen woekerwinsten maken
  • >productiemiddelen worden efficiënt ingezet voor die producten waaraan het meeste behoefte is
  • > markten bewegen naar een evenwicht van vraag en aanbod 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking opdracht 2.9 b
Productiefunctie: Y*=A (K+L)
Land A: Y*= 2 (20+10)= 60
Land B: Y*= 3 (20+10)= 90
Land B heeft een hogere arbeidsproductiviteit want beide landen L=10 en land B heeft hogere Y* dan land A.
Of berekenen:
arbeidsproductiviteit land A= (Y*/L)= 60/10= 6
arbeidsproductiviteit land B= (Y*/L)=90/10=9

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking opdracht 2.9 c
Productiefunctie: Y*=A (K+L)
Land A: Y*= 2 (20+10)= 60
Land B: Y*= 3 (20+10)= 90

Menselijk kapitaal vorige paragraaf: bij hoger geschoolde beroepsbevolking , hogere productiviteit. Hoger geschoold > meer innovaties.
Dus land B hoger geschoolde beroepsbevolking.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking opdracht 2.9 d/e
Productiefunctie: Y*=A (K+L)
Land A: Y*= 2 (20+10)= 60
Land B: Y*= 3 (20+10)= 90
2.9d: K en L stijgen nu met 100% bij land A > Y*=120 > (120-60)/60 x 100= 100%.

2.9e: K gelijk en L stijgt met 600% bij land A > Y*= 2(20+70)=180 > (180-60)/60 x 100= 200%.


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

2.9f/g
Productiefunctie: Y*=A (K+L)
Land A: Y*= 2 (K+L)
K+L= 0 > Y*=0
K+L=10 > Y*=20
K+L=40 > Y*=80 etc
Dus steeds de factor 2 groter
Bij factor 3 alles 3x groter
K+L=20 > Y*=60

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

opdracht 2.9 f en g

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking opdracht 2.9 h/i
2.9h: antwoord 2.9d was: K en L stijgen nu met 100% bij land A > Y*=120 > (120-60)/60 x 100= 100%. Dus de arbeidsproductiviteit blijft gelijk als de productie procentueel evenveel stijgt als de hoeveelheid arbeid > de productie per eenheid arbeid blijft gelijk.

2.9 i:  antwoord 2.9e was : K gelijk en L stijgt met 600% bij land A > Y*= 3(20+60)=180 > (180-60)/60 x 100= 200%. Dus de arbeidsproductiviteit daalt. De productie is namelijk met 200% gestegen en het aantal eenheden arbeid met 600%. 



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Constante Schaalopbrengsten
  • Schaalopbrengsten geven de extra productie weer die ontstaat als men beide productiefactoren met één eenheid laat toenemen.
  • Bij constante schaalopbrengsten is het percentage waarmee het potentiële BBP groeit steeds even hoog als het percentage waarmee de som van de hoeveelheid arbeid en de hoeveelheid kapitaal (K+L) groeit.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

2.2.3 afnemende meeropbrengsten van 
arbeid en kapitaal
  • Als de hoeveelheid van één productiefactor toeneemt terwijl de andere productiefactor in omvang gelijk blijft, ontstaan er afnemende meeropbrengsten bij de productiefactor waarvan de hoeveelheid is gestegen.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2.10
Maak de opgave (blz 24/25 boek)
Hoe: stil en zelfstandig
Tijdsduur: 8 minuten

Slide 13 - Slide

Toelichting geven op de tabel met tekst van blz 24 dat elke week 1 extra elektrische fiets en dat eerst de verste bestellingen met de elektrische fiets gedaan worden. Daardoor afnemende meer opbrengsten
Antwoord 2.10a
Antwoord 2.10 b t/m e

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag
Lees paragraaf 2.1 en 2.2
Maak opgave 2.5 t/m 2.8 af

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
  • Lees paragraaf 2.2 volledig
  • Maak opdracht 2.9 t/m 2.11 af

Slide 16 - Slide

This item has no instructions