Te1.4 Je herkent het verschil tussen rechtsregels en andere regels.
1.6 Je beschrijft de functies van het recht (normatieve, geschil oplossende, aanvullende en instrumentele).
2.1 Je herkent welke rechtsgebieden (personen- en familierecht, vermogensrecht, arbeidsrecht, strafrecht, bestuursrecht, staatsrecht, sociale zekerheidsrecht, belastingrecht en verzekeringsrecht) tot het privaatrecht of publiekrecht behoren.
2.2 Je stelt in een situatie vast of het privaatrecht of publiekrecht van toepassing is. \
2.3 Je herkent een natuurlijk persoon en rechtspersoon.