Woordenschat H3 - deel 2

Wat gaan we doen vandaag?
10.50 - 10.55 uur: Welkom, ga zitten en pak je spullen
10.55 - 11.05 uur: Bespreken huiswerk
11.05-11.25 uur: Aan het werk!
11.25 - 11.35 uur: Bespreken opdrachten

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
10.50 - 10.55 uur: Welkom, ga zitten en pak je spullen
10.55 - 11.05 uur: Bespreken huiswerk
11.05-11.25 uur: Aan het werk!
11.25 - 11.35 uur: Bespreken opdrachten

Slide 1 - Slide

Bespreken huiswerk
* Wat ging goed / gemakkelijk?
* Waar moest je meer moeite voor doen?
* Wat is niet gelukt?

Slide 2 - Slide

Antwoorden!!!
Opdracht 2:
1) Verwendagen
2) A
3) Omdat sommige mensen er geld mee verdienen
4) Bijvoorbeeld
5) 5 voorbeelden
6) Doen we samen!

Slide 3 - Slide

Antwoorden!!!
Opdracht 3: 
1) Originele
2) Genegeerd
3) Basis
4) Anoniem
5) Totale
6) Uitgegeven

Slide 4 - Slide

Antwoorden!!!
Opdracht 4:
1) Mis
2) Uiteraard
3) Pro-
4) Komt me de neus uit
5) Bronnen
6) Commerciele

Slide 5 - Slide

Check!
* Kijk nu eens naar jouw antwoorden over het huiswerk
* Hoe is het huiswerk gemaakt?
* Waar ben je onderuit gegaan?

Slide 6 - Slide

Hoe kan je een betekenis zoeken van een woord die je niet zo goed kent?
A
Het kan tussen komma's staan in dezelfde zin
B
Je kunt in de volgende zin kijken
C
Je kunt in de vorige zin kijken
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen

Slide 7 - Quiz

Wat is een ander woord voor:

Beloning voor een jaar werken
A
Voltooide
B
Oprichting
C
Jaarsalaris
D
Permanent

Slide 8 - Quiz

Wat is een ander woord voor:

Maakte af
A
Voltooide
B
Oprichting
C
Jaarsalaris
D
Permanent

Slide 9 - Quiz

Wat is een ander woord voor:

Steeds, voor altijd
A
Voltooide
B
Oprichting
C
Jaarsalaris
D
Permanent

Slide 10 - Quiz

Wat is een ander woord voor:

Opening, begin
A
Voltooide
B
Oprichting
C
Jaarsalaris
D
Permanent

Slide 11 - Quiz

Hoe kan je ook achter de betekenis van een woord komen?
A
Door voorbeelden te zoeken in de tekst
B
Door te raden

Slide 12 - Quiz

Hoe kun je voorbeelden vinden in de tekst?
A
Het kan tussen haakjes staan
B
Het kan tussen komma's staan
C
Het kan tussen streepjes staan
D
Na woorden zoals, bijvoorbeeld

Slide 13 - Quiz

Opdracht 6 t/m 9

Slide 14 - Slide

Antwoorden!!!
Opdracht 6:
1) Vandalen
2) Ongetwijfeld
3) Dresscode
4) Periode
5) Winterkost
6) Relatie

Slide 15 - Slide

Antwoorden!!!
Opdracht 7:
1) Uitgeven
2) Precies
3) Bron
4) Vanzelfsprekend

Opdracht 9: HAASTIGE SPOED IS ZELDEN GOED!

Slide 16 - Slide

Bespreken opdrachten
* Wat was makkelijk?
* Wat vond je lastig?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide