Formuleren INcongurentie, zinnen onjuist begrenzen

Welkom
Pak de reader voordat je gaat zitten!
Neem plaats op de voorste vier rijen. 
Schrift, etui (pen) op tafel. (DUS GEEN LAPTOP!)


1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom
Pak de reader voordat je gaat zitten!
Neem plaats op de voorste vier rijen. 
Schrift, etui (pen) op tafel. (DUS GEEN LAPTOP!)


Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 2 Incongruentie 
Congruentie = 
enkelvoudig onderwerp -> enkelvoudige persoonsvorm
meervoudig onderwerp -> meervoudige persoonsvorm
Fouten hierbij = incongruentie

Bekijk het filmpje met uitleg.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Zoeken en vinden:
- Je zoekt de pv (bijvoorbeeld door de zin in een andere tijd te zetten, het woord dat van tijd verandert, is de pv).
- Je kijkt of dat in het enkelvoud of meervoud staat.
- Je zoekt het ow (wie/wat + pv?).
- Je kijkt of dat ook in het enkelvoud of meervoud staat.

Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 3: zinnen onjuist begrenzen
Aangeven waar een zin begint (met hoofdletter) en waar een zin stopt (met een punt) is in de praktijk niet altijd even makkelijk. Bij het begrenzen van zinnen kunnen 2 dingen fout gaan:

1) Je schrijft een bijzin als een zelfstandige zin. Dat mag niet, want een bijzin maakt onderdeel uit van de hoofdzin en hoort er dus aan vast! (*Dat mag niet. Want een bijzin hoort er aan vast.) Je gebruikt zo nodig een komma en geen punt.

2) Er worden ten onrechte twee hoofdzinnen aan elkaar geplakt. Als je hoofdzinnen samenvoegt dan moet je een nevenschikkend voegwoord gebruiken en geen komma!
(*Wij gaan op vakantie, Joop gaat niet mee.) Wij gaan op vakantie, maar Joop gaat niet mee.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Zoeken en vinden:
- Je kijkt of je te maken hebt met twee zinnen (van elkaar gescheiden door een punt).
- Je kijkt of de tweede zin begint met een voegwoord of verwijswoord.

Verbeteren: je verandert de punt in een komma en laat het voegwoord of verwijswoord met een kleine letter beginnen.


Slide 7 - Slide

Zo verbind je hoofdzinnen.
Twee hoofdzinnen kun je samenvoegen met nevenschikkende voegwoorden:
- en
-of
- maar   (zet een komma voor dit voegwoord)
- want   (zet een komma voor dit voegwoord)
- dus     (zet een komma voor dit voegwoord)


Slide 8 - Slide

Dus......
Het kan op twee manieren fout gaan:
- twee hoofdzinnen onterecht aan elkaar plakken door een komma (hoofdzin "komma"  hoofdzin)  = zinnen onterecht samenvoegen

- een zinsdeel (bijzin) dat bij een zin hoort ten onrechte los laten staan en afsluiten met een punt (bijzin  "punt") = losstaand zinsgedeelte 

Slide 9 - Slide

Dus....
Een bijzin moet altijd aan een hoofdzin gekoppeld zijn.
  • Hoofdzin + bijzin 

Twee hoofdzinnen kun je samenvoegen met en, of, want en dus. Gebruik je geen verbindingswoorden dan moet je twee hoofdzinnen scheiden.
  • Hoofdzin + (en, of, want, dus) hoofdzin

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 1 van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3
( Huiswerk voor 07 januari 2025)

Heb je hoofdstuk 1 nog niet af? Maak dan EERST die opdrachten!

Slide 11 - Slide