Het bezittelijk voornaamwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

• Voca

Aujourd’hui

1. Het bezittelijk voornaamwoord 

(2. Corriger les devoirs)

Les 2 buts:

- Ik kan de bezittelijk voornaamwoorden herkennen in een Franse zin.

- Ik kan de verschillende vormen van de bezittelijke voornaamwoorden benoemen op de juiste manier toepassen

Het bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 

Par exemple: Dit is mijn kat en dat is zijn hond.

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon lit.            = Het is mijn bed.

Voilà ma chambre. = Hier is mijn                                          kamer.

DE VORM

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le lit           C'est mon lit.

La chambre          Voilà ma chambre.

Les parents          J'adore mes parents.

Bij welk woord hoort 'mes'?
Je fais mes devoirs.

1. Je
2. fais
3. devoirs

De vormen van het bezittelijk voornaamwoord

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (v)

1. mon
2. ma
3. ta
4. sa

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.

1. ses
2. tes
3. nos
4. vos

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin (m).

1. son
2. sa
3. ta
4. ton

Let op!

Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk e vrouwelijk is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!

Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.

C'est son livre.!     = Dat is zijn boek.!

(Zijn) amie est belle.

1. sa
2. son
3. ton
4. ta

Les devoirs pour mercredi:

- ex. 30a,c,d,e

- ex. 31a,d

- ex. 32

- ex. 33a,b

Corriger les devoirs