This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
1MD le 3 avril 2023
Bonjour, bienvenue tout le monde!
Sur la table
Cahier d'activité
Stylo
Slide 1 - Slide
Au programme
Leesoefening
De maanden van jaar
Quiz op Lessonup
Terugblik op de les
Leerdoelen
Kennen jullie de maanden van het jaar
Strategieën toepassen voor het lezen van een franse tekst
Slide 2 - Slide
Voorbereiding leesoefening
Grandes lignes Opdracht 10.a (pagina 18)
timer
3:00
Slide 3 - Slide
leesoefening
Bekijk de afbeelding (pagina 19)
Titel
Onderstreep de woorden die je kent in het groen
Bekijk de afbeeldingen van opdracht 11.a
De tekst gaat over de afbeeldingen van opdracht 11.a
Bekijk nogmaals de tekst en probeer meer informatie te achterhalen
Maak opdracht 11: Zet de juiste naam onder de juiste afbeelding
timer
8:00
Slide 4 - Slide
Luister en vertaaloefening
Opdracht 11.a
Charlotte
Justine
Gregory
Slide 5 - Slide
Leesoefening
Grandes lignes Opdracht 11.b (pagina 20)
timer
5:00
Slide 6 - Slide
Leesoefening
Grandes lignes Opdracht 11.b (pagina 20)
Justine
Charlotte
Grégory
Leeftijd
13
14
Verjaardagsdatum
3 April
Verjaardagswens
Konijn en geld
Huisdieren
Konijn
een paard, 2 katten, een hond, 2 kippen
Slide 7 - Slide
Leesoefening
Grandes lignes Opdracht 12.a tot 12.d
Opdracht 12.b = Lees nogmaals de tekst pagina 19, alleen van Charlotte. Kleur de woorden die je niet kent maar wel kan raden (blauw) en die je niet kent (rood)
timer
8:00
Slide 8 - Slide
Luister en vertaaloefening
Opdracht 12.d
1
2
3
4
5
6
L
A
P
I
N
S
Het woord betekent = Konijn
Slide 9 - Slide
De maanden van het jaar
Janvier
Fevrier
Mars
Avril
Mai
Juin
Juillet
Août
Septembre
Octobre
Novembre
Decembre
Januari
Februari
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Augustus
September
Oktober
November
December
Slide 10 - Slide
Oefening
Grandes lignes Opdracht 13.a (pagina 21)
timer
5:00
Slide 11 - Slide
1. Wat is de hoofdstad van Frankrijk ?
A
Berlijn
B
Marseille
C
Lyon
D
Parijs
Slide 12 - Quiz
2. Welke kleuren heeft de Franse vlag?
A
Rood Wit Geel
B
Rood Geel Zwart
C
Groen Wit Rood
D
Blauw Wit Rood
Slide 13 - Quiz
3.Wat betekent "le livre" ?
A
B
C
D
Slide 14 - Quiz
4. Grenst Nederland aan Frankrijk ?
A
Oui
B
Non
Slide 15 - Quiz
5. Wat betekent "les yeux" ?
A
Ogen
B
Oren
C
Voeten
D
Handen
Slide 16 - Quiz
6. Hoe zeg je stokbrood in het Frans?
A
Baguette
B
Brioche
C
Croissant
D
Pistolet
Slide 17 - Quiz
7. Wat betekent: Tu es Jaloux
A
jij bent knap
B
jij bent klein
C
jij bent groot
D
ben je jaloers
Slide 18 - Quiz
8. Wat betekent Je suis fort(e) en cours d'histoire ?
A
Ik vind geschiedenis leuk
B
Ik houd van geschiedenis
C
Ik ben goed in geschiedenis
D
Ik heb huiswerk voor geschiedenis
Slide 19 - Quiz
9. Wat betekent: Faire du shopping
A
Naar de kapper gaan
B
schrijven
C
Winkelen
D
Wachten
Slide 20 - Quiz
10. Tu ______ en quelle classe ?
A
es
B
as
C
est
D
a
Slide 21 - Quiz
11. Nadia a un frère ____ s'appelle Paul
A
il
B
elle
C
tu
D
je
Slide 22 - Quiz
12. Wat is de bijnaam van het Franse voetbalelftal?
A
Les roses
B
Les oranges
C
Les bleus
D
Les blancs
Slide 23 - Quiz
13. Hoe schrijf je "tot ziens" in het frans ?
A
Ooievaar
B
Arevar
C
Au revoir
D
O revaar
Slide 24 - Quiz
14. Wat betekent "la plage" ?
A
Het bos
B
Het strand
C
Het regent
D
Buitenspelen
Slide 25 - Quiz
15. Wat betekent: Tu as un chien ?
A
Heb jij een kat
B
Hoe weet jij dat
C
Heb jij een pen
D
Heb jij een hond
Slide 26 - Quiz
16. Wat betekent: Tu habite où ?
A
Waar ben ik
B
Wie ben jij
C
Waar ben jij
D
Waar woon jij
Slide 27 - Quiz
17. Welk vlag is de Franse?
A
B
C
D
Slide 28 - Quiz
18. Hoe zeg je 28 in het frans?
A
treize-huit
B
vingt-neuf
C
vingt et huit
D
vingt-huit
Slide 29 - Quiz
19. Hoe zeg je 16 in het frans?
A
Douze
B
Vingt
C
Seize
D
vingt-six
Slide 30 - Quiz
20. Hoe zeg je 73 in het frans?
A
Soixante-trois
B
Soixante-treize
C
Soixante-quatorze
D
Quatre-vingt-trois
Slide 31 - Quiz
21. Hoe zeg je 77 in het frans?
A
Quatre-vingt-sept
B
Soixante-sept
C
Quatre-vingt-dix-sept
D
Soixante-dix-sept
Slide 32 - Quiz
22. Hoe zeg je 91 in het frans?
A
Quatre-vingt-onze
B
Quatre-vingt-un
C
Cent-un
D
Onze
Slide 33 - Quiz
23. Wat is de naam van dit museum?
A
Het Louvre
B
Paleis van Versailles
C
De Champs-Elysées
D
Het Centre Pompidou
Slide 34 - Quiz
24. De auto = La voiture Een auto = __voiture
A
Un
B
Une
Slide 35 - Quiz
25. Het boek = Le livre Een boek = __ livre
A
Un
B
Une
Slide 36 - Quiz
26. Op welke sport heeft de jaarlijkse 'Tour de France' betrekking?