2.5 drugs

Middelengebruik
Burgerschap
Periode 4 les 3
1 / 45
next
Slide 1: Slide
LbMBOStudiejaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Middelengebruik
Burgerschap
Periode 4 les 3

Slide 1 - Slide

Toetsweek
Maandag 24 juni t/m dinsdag 2 juli


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Planning

Documentaire - 30 minuten
Quiz - 28 vragen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Afspraken
Laat elkaar in zijn/haar waarde (respect)
Je mag je eigen ervaring delen, dit hoeft niet.



Slide 6 - Slide

Quiz
28 vragen over middelengebruik 


Slide 7 - Slide

Planning

- Quiz (28 vragen)
- Documentaire

Slide 8 - Slide

1. Het combineren van energiedrank met alcohol kan geen kwaad.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

2. Hoe lang duurt het voordat het lichaam een glas alcohol heeft afgebroken?
A
Ongeveer 30 minuten
B
Ongeveer 1,5 uur
C
Ongeveer 3 uur
D
Ongeveer 10 uur

Slide 10 - Quiz

3. Wie of wat is Korsakov?
A
De ontdekker van wodka
B
Een drankje met een alcoholpercentage van bijna 50%
C
Hersenbeschadiging als gevolg van overmatig alcoholgebruik
D
Een cocktail

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

4. Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking vanaf 18 jaar drinkt weleens alcohol?
A
50%
B
65%
C
80%
D
95%

Slide 13 - Quiz

5. Een kater is een vorm van alcoholvergiftiging.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

6. Vrouwen zijn gevoeliger voor alcohol omdat ze:
A
Minder alcohol drinken
B
Meer alcohol afbreken in de maag
C
In verhouding minder lichaamsvocht hebben

Slide 15 - Quiz

7. Hoeveel doden vallen er in Nederland jaarlijks in het verkeer door gebruik van alcohol?
A
25-50
B
50-75
C
75-140
D
140-200

Slide 16 - Quiz

8. Is het strafbaar om alcohol door te geven aan een minderjarige?
A
Ja, maar alleen voor de minderjarige
B
Ja, maar alleen voor de volwassene
C
Ja, zowel voor de minderjarige als de volwassene
D
Nee, dit is niet strafbaar

Slide 17 - Quiz

9. Het roken van hasj en wiet zorgt voor blijvende schade aan je geheugen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

10. Gebruik van cannabis kan de kans op schizofrenie vergroten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

11. In hoeveel procent van de Nederlandse gemeenten is er ten minste één coffeeshop?
A
± 25%
B
± 50%
C
± 75%
D
± 90%

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

12. Tot hoe lang na gebruik is cannabis nog aantoonbaar in je urine als je vaak blowt?
A
1-2 uur
B
2-3 dagen
C
1-3 weken
D
2-4 maanden

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

13. Hoeveel procent van de mensen in Nederland van boven de 18 heeft ooit cannabis gebruikt?
A
7%
B
23%
C
38%
D
77%

Slide 24 - Quiz

14. Vroeger zat er echt cocaïne in coca-cola.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

15. Hoe lang voelt de gebruiker ongeveer de effecten van één snuif cocaïne?
A
Een paar minuten
B
30 minuten
C
1-2 uur
D
4-6 uur

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

16. Hoe lang duurt gemiddeld het effect van één XTC pil?
A
Minder dan 1 uur
B
1 tot 2 uur
C
4 tot 6 uur
D
8 tot 10 uur

Slide 28 - Quiz

17. Hoeveel procent van de Nederlandse volwassen bevolking (18+) heeft ooit XTC gebruikt?
A
Minder dan 1%
B
Ongeveer 7%
C
Ongeveer 14%
D
Ongeveer 25%

Slide 29 - Quiz

18. GHB wordt gemaakt van gootsteenontstopper
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

19. Hoe wordt verreweg de meeste GHB gebruikt?
A
Het wordt gesnoven
B
Het wordt geslikt in pilvorm
C
Het wordt gespoten
D
Het wordt gedronken als vloeistof

Slide 31 - Quiz

20. Hoe kan je merken dat iemand GHB in je drankje heeft gedaan?
A
Dit kan je zien
B
Dit kan je ruiken
C
Dit kan je proeven
D
Het is onmogelijk om te zien, ruiken en/of proeven

Slide 32 - Quiz

21. Hoe lang werkt de nicotine uit 1 sigaret?
A
10 minuten
B
30 minuten
C
60 minuten
D
90 minuten

Slide 33 - Quiz

22. In 8 van de 20 onderzochte vapes zit veel meer nicotine dan wettelijk is toegestaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Video

23. Mag je op dit moment 5 gram wiet bij je hebben?
A
Ja, dit mag
B
Nee, dit mag niet

Slide 36 - Quiz

24. Hoe lang na gebruik is speed nog in het lichaam aan te tonen?
A
1-4 uur
B
1-4 dagen
C
1-4 weken
D
1-4 maanden

Slide 37 - Quiz

25. Speed werd in de Tweede Wereldoorlog aan soldaten gegeven om hun prestaties te verhogen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

26. Welk risico brengen designer drugs vaak met zich mee?
A
Geen risico's, ze zijn veiliger dan reguliere drugs
B
Onbekende en potentieel gevaarlijke bijwerkingen
C
Ze zijn niet verslavend

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Video

27. Wat is snus?
A
Een soort kauwgom
B
Een tabaksproduct voor oraal gebruik
C
Een energiedrank
D
Een drug gemaakt van amfetamine

Slide 41 - Quiz

28. Bevat snus nicotine?
A
Ja
B
Nee
C
Af en toe

Slide 42 - Quiz

Een verslaving ontstaat niet van het één op andere dag.
Er gaan verschillende stappen aan vooraf.
Preventiewerkers maken gebruik van het model 'stadia van gebruik'. 
Kennismaking
Experimenteren
Sociaal gebruik
Gewoonte gebruik
Problematisch gebruik
Verslaving
Weten dat het bestaat. Kinderen die zien dat ouders een wijntje drinken
Ontdekken. Uit nieuwsgierigheid of om erbij te horen
Incidenteel en alleen voor je plezier / ter ontspanning;
Je blijft altijd bewust van de risico's. 
Je gebruikt op matige en gecontroleerde wijze. Waardoor het geen effect heeft op andere belangrijke zaken.
Je gebruikt voor je plezier, maar wel bijvoorbeeld elk weekend. 
Het is voor jou dan eerder een gewoonte. 
Wanneer het gewoonte gebruik invloed heeft op andere zaken in je leven. Bijvoorbeeld: financiële problemen, je komt afspraken niet na, moeite met opstaan.
Je denkt voortduren aan het middel. Gebruiken is een manier geworden om met problemen om te gaan en stoppen lukt zelf niet meer.

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

Hulp inschakelen
Waar kun je terecht als je hulp wil voor je verslaving?


  • Loopbaancentrum (school via je slb'er/docent)
  • Tactus
  • Huisarts

Slide 45 - Slide