This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Wechselpräpositionen
Keuzevoorzetsels
Slide 1 - Slide
Welke voorzetsels horen bij welke categorie? Slepen maar!
Präpositionen mit dem Dativ
Präpositionen mit dem Akkusativ
durch
nach
entgegen
mit
für
ohne
bei
zu
seit
bis
von
um
aus
gegen
gegenüber
außer
Slide 2 - Drag question
Personalpronomen
Slide 3 - Slide
Der- & Ein-Gruppe
mannelijk
Mann
vrouwelijk
Frau
onzijdig
Kind
meervoud
Kinder
1e
der
ein -
die
eine
das
ein -
die
keine
3e
dem
einem
der
einer
dem
einem
denKindern
keinenKindern
4e
den
einen
die
eine
das
ein -
die
keine
Slide 4 - Slide
Ich fahre mit d.. Zug (m)
A
der
B
das
C
dem
D
die
Slide 5 - Quiz
Die Blume ist für ............ Opa.
A
der
B
den
C
die
D
das
Slide 6 - Quiz
Er kommt aus d.. Wohnung (v).
A
der
B
die
C
das
D
dem
Slide 7 - Quiz
Er geht durch .......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine
Slide 8 - Quiz
Er zijn dus voorzetsels die standaard een 3e naamval krijgen en voorzetsels die standaard een 4e naamval krijgen. We gaan hier nog een groep aan toevoegen: De keuzevoorzetsels / Wechselpräpositionen
Slide 9 - Slide
an
auf
hinter
neben
in
unter
über
vor
zwischen
aan
op
achter
naast
in/naar
onder
over/boven
voor
tussen
Slide 10 - Slide
DATIV (3e naamval)
je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)
wann? (=wanneer)
ERGENS ZIJN / STILSTAND / MOMENT
Slide 11 - Slide
voorbeeld
Meine Jacke hängt an d.. Garderobe (v).
Waar hangt mijn jas? "aan de kapstok" dus DATIV (3e naamval)
Meine Jacke hängt an der Garderobe.
Slide 12 - Slide
Akkusativ (4e naamval)
je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)
ERGENS KOMEN / VERANDERING VAN LOCATIE
Slide 13 - Slide
voorbeeld
Ich hänge meine Jacke an d... Garderobe (v).
Waarheen? "aan de kapstok" dus Akkusativ (4e naamval)
Ich hänge meine Jacke an die Garderobe.
Slide 14 - Slide
7/2 regel
Wo? Wann? Wohin? -> geen antwoord?
7 = an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2 = auf, über --> 4e naamval
Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich.
Slide 15 - Slide
Wechselpräpostionen: Als er sprake is van zich bevinden (wo?), welke naamval krijg je dan?
A
Dativ (3e)
B
Akkusativ (4e)
Slide 16 - Quiz
Wechselpräpostionen: Als er sprake is van een moment/tijdstip (wann?), welke naamval krijg je dan?
A
Dativ (3e)
B
Akkusativ (4e)
Slide 17 - Quiz
Wechselpräpostionen: Als er sprake is van een beweging ergens naartoe (wohin?), welke naamval krijg je dan?
A
Dativ (3e)
B
Akkusativ (4e)
Slide 18 - Quiz
An welch…… Tag haben wir die Prüfung?
A
Dativ (3e)
B
Akkusativ (4e)
Slide 19 - Quiz
Der Baum steht neben d…… Haus.
A
Dativ (3e)
B
Akkusativ (4e)
Slide 20 - Quiz
Ich gehe in d…… Kino.
A
Dativ (3e)
B
Akkusativ (4e)
Slide 21 - Quiz
Der Stift liegt neben dein… Foto (o)
A
dein
B
deinen
C
deiner
D
deinem
Slide 22 - Quiz
Ich lege den Stift neben dein... Foto (o).
A
dein
B
deinen
C
deiner
D
deinem
Slide 23 - Quiz
Nico setzt sich neben (jou) im Kino.
A
du
B
dir
C
dein
D
dich
Slide 24 - Quiz
Wer saß gestern im Kino eigentlich neben (jou)?
A
du
B
dir
C
dein
D
dich
Slide 25 - Quiz
Aufgabe 11 - 17
(Seite 147-148)
Diese Aufgaben sind Hausaufgaben für die nächste Stunde