workshop

1 / 27
next
Slide 1: Video
GeschiedenisMiddelbare school

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Nederland is een democratie.
Wat betekent democratie?
A
De koning regeert
B
Het kabinet regeert
C
God regeert
D
Het volk regeert

Slide 2 - Quiz

Wat is Trias Politica?

A
Dat drie koningen tegelijkertijd regeren in een land
B
Dat drie politici het land regeren
C
Het samenbrengen van drie soorten macht: De wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht
D
Het scheiden van drie soorten macht: in wetgevend, uitvoerende en rechtsprekende macht

Slide 3 - Quiz

In de Nederlandse Grondwet van 1848 werd het volgende artikel opgenomen: de Koning is onschendbaar.
Wat betekent ‘de Koning is onschendbaar’ in de praktijk?
A
De koning heeft de bevoegdheid om zelfstandig politieke beslissingen te nemen.
B
De koning moet aftreden als hij het vertrouwen van het parlement verliest.
C
De ministers zijn politiek verantwoordelijk voor de uitspraken en het gedrag van de koning.
D
Het kabinet bepaalt welk personeel de koning voor zijn huishouden mag aannemen.

Slide 4 - Quiz

Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?
A
100
B
120
C
130
D
150

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN taak van de Tweede Kamer?
A
Eerste Kamer controleren
B
Ministers controleren
C
Vergaderen over wetsvoorstellen
D
Ministers ontslaan wanneer zij hun werk niet goed doen

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de twee taken van de Tweede Kamer?
A
regeren en controleren
B
controleren en wetten maken
C
uitvoeren en wetten maken
D
regeren en uitvoeren

Slide 7 - Quiz

In 1848 heeft Thorbecke de grondwet geschreven.

Thorbecke was :
A
Liberaal
B
Conservatief
C
Confessioneel
D
Socialist

Slide 8 - Quiz

Wat is de taak van de Eerste Kamer?
A
Zij bedenken wetten voor ons land
B
Zij controleren of gemaakte wetten goed in elkaar zitten
C
Zij kiezen de leden van de Tweede Kamer
D
Zij kiezen de ministers

Slide 9 - Quiz

Wat is geen controlerend recht van de Tweede Kamer?
A
Het budgetrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het interpellatierecht

Slide 10 - Quiz

De Tweede Kamer is onderdeel van
A
De wetgevende macht
B
De uitvoerende macht

Slide 11 - Quiz

Welke orgaan hoort niet bij de EU?
A
Europees kabinet
B
Europese commissie
C
Europese Raad
D
Europees parlement

Slide 12 - Quiz

De EU heeft een regering. Deze noemen we
A
de Europese Commissie
B
het Europees Parlement

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Welke twee bondgenootschappen stonden tegen over elkaar in wo1?
A
Centralen en de ASmogendheden
B
Centralen en geallieerden
C
Triple entente en de asmogendheden
D
Geallieerden en de Duitsers

Slide 15 - Quiz

Wie was de moordenaar van
Franz Ferdinand?
A
Ludwig
B
Barbarossa
C
Princip
D
Stefano

Slide 16 - Quiz

Wie was Franz Ferdinand?
A
Aartshertog van Oostenrijk-Hongarije
B
Een belangrijke generaal van Duitsland
C
De koning van het Verenigd Koninkrijk
D
De koning van Italië

Slide 17 - Quiz

Hoe kon de moord op Franz-Ferdinand leiden tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moordenaar was door Rusland gestuurd. Daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Rusland; de overige grote landen kozen toen partij voor hun bondgenoten.
B
Frankrijk voelde zich door de moord bedreigd door Duitsland en Oostenrijk-Hongarije en verklaarde snel aan Duitsland de oorlog, waarna de andere landen zich aansloten.
C
De moordenaar kwam uit Servië, daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije aan dit land de oorlog. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije. Vervolgens verklaarde iedereen elkaar de oorlog
D
De kogel was eigenlijk bedoeld voor de Duitse keizer Wilhelm II. Uit wraak verklaarde Duitsland toen de oorlog aan Rusland en aan Frankrijk.

Slide 18 - Quiz

Wat was geen oorzaak van de Eerste Wereldoorlog?
A
Economische crisis
B
Nationalisme
C
Wapenwedloop
D
Bondgenootschappen

Slide 19 - Quiz

Welke uitspraak over bondgenootschappen is juist?
A
Alleen als een bondgenoot aanvalt, ontvangt hij hulp van andere bondgenoten
B
Bondgenoten zijn niet verplicht elkaar te helpen
C
De vorming van bondgenootschappen heeft bijgedragen tot de WOI
D
Europa raakte verdeeld in twee kampen door de vorming van bondgenootschappen

Slide 20 - Quiz

Wat was geen oorzaak van de Eerste Wereldoorlog
A
Spotprenten
B
Wapenwedloop
C
Militarisme
D
Nationalisme

Slide 21 - Quiz

Wat is GEEN oorzaak van de Eerste Wereldoorlog?
A
Moord op Frans Ferdinand
B
Bondgenootschappen
C
Loopgraven
D
Wraakgevoelens

Slide 22 - Quiz

Wat is modern imperialisme?
A
De Europese inspanningen om ervoor te zorgen dat de bevolking van de koloniën welvarend zou worden.
B
De Europese machtsuitbreiding in Azië en Afrika na 1870, waardoor grote koloniale rijken ontstonden.
C
De Europese ontdekkingsreizen in de zeventiende eeuw, met als doel de relatie tussen Europa en Azië te verbeteren.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 23 - Quiz

De moord op Franz Ferdinand leidde tot WO I.
Deze moord was de .... voor WO I
A
directe oorzaak
B
indirecte oorzaak
C
aanleiding
D
het gevolg

Slide 24 - Quiz

Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam

Slide 25 - Quiz

Welk kenmerk van WO1 herken je op de afbeelding?
A
loopgravenoorlog
B
twee frontenoorlog
C
propaganda
D
censuur

Slide 26 - Quiz

Welke van de volgende oorzaken voor Amerikaanse deelname aan WO I is juist
A
Het Zimmermann telegram was een oorlogsverklaring
B
Door de onbeperkte duikbootoorlog werden ook Amerikaanse schepen getroffen
C
Financiële redenen speelden geen rol
D
Amerika had meer sympathie voor de democratisch landen geregeerde landen

Slide 27 - Quiz