verzorgingsstaat 4: ontstaan verzorgingsstaat

Ontstaan verzorgingsstaat 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

Items in this lesson

Ontstaan verzorgingsstaat 

Slide 1 - Slide

herhalen en oefenen

Slide 2 - Slide

In een verzorgingsstaat:
A
nemen werkgeversorganisaties en vakbonden veel taken van de overheid over.
B
kan een burger sociale grondrechten afdwingen bij de rechter.
C
is gezondheidszorg belangrijker dan onderwijs.
D
is de solidariteitsgedachte een belangrijk uitgangspunt.

Slide 3 - Quiz

Nederland is een sociale rechtsstaat. Dit betekent onder meer dat:
A
rechters rekening moeten houden met de sociaaleconomische situatie van verdachten.
B
burgers zo veel mogelijk gelijke kansen moeten krijgen.
C
alle sociale voorzieningen in de grondwet zijn vastgelegd.
D
de overheid alle verantwoordelijkheid heeft over de welvaart van individuele burgers.

Slide 4 - Quiz

Jij zit op dit moment aan school te werken. Zou je deze 'corona periode' ook gewoon niks mogen doen wettelijk gezien? Schrijf ook op waarom.

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Video

Nederland als nachtwakersstaat
In de 19e eeuw was Nederland volledig gebaseerd op het vrijemarktprincipe.
Zwakkeren (armen, zieken en ouderen) werden niet door de overheid geholpen, maar door de kerk, liefdadigheidsinstellingen of rijken.
Zo’n staat noem je een nachtwakersstaat.

Slide 7 - Slide

Leg uit wat een nachtwakersstaat is. Gebruik eventueel je boek.

Slide 8 - Open question

De vrijemarkteconomie had keerzijden:
De lonen waren laag.
Mensen moesten vaak 16 uur per dag werken.
Er werd ook op zaterdag gewerkt.
Kinderen werkten vanaf jonge leeftijd al mee.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Waar is dit filmpje opgenomen?
;-)
A
Geldrop
B
Amsterdam
C
Vlissingen
D
Rotterdam

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw kwamen de eerste sociale wetten:
-De Armenwet (1854).
-De wet tegen kinderarbeid (1874): het Kinderwetje van 
  Van Houten.
-De Veiligheidswet (1895).
-De Leerplicht (1901).
-De Arbeidswet (1919).

Slide 14 - Slide

Zoek uit:
Wat regelde de Armenwet van 1854?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Video

1e sociale wet: kinderwetje van Van Houten (1874)
Maakte een einde aan kinderarbeid. Velen vonden dat de overheid zich niet met de opvoeding moest bemoeien.
=Het begin van de verzorgingsstaat

Slide 17 - Slide

Vanuit verschillende hoeken had men belang bij een verandering van de omstandigheden:
Christenen wilden de zwakkeren een betere bescherming bieden.
Sociaaldemocraten streefden naar een sterkere machtspositie van arbeiders.
Liberalen wilden minder criminaliteit als gevolg van de armoede.

Slide 18 - Slide

Christen-democraten
Christendemocraten pleiten voor een sterk maatschappelijk middenveld en een overheid die een aanvullende rol vervult. Zij zien belangrijke een rol weggelegd voor mantelzorgers. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

sociaaldemocraten
Sociaaldemocraten zijn voor een gemengde economie waarin werkgevers en werknemers samenwerken en sociale ongelijkheid wordt verminderd. Hiervoor moet er bijvoorbeeld worden geïnvesteerd in onderwijs.

Slide 21 - Slide

liberalen
Liberalen zijn voor een vrijemarkteconomie. De collectieve uitgaven voor gezondheidszorg en sociale zekerheid moeten worden beperkt zodat eigen verantwoordelijkheid wordt gestimuleerd.

Slide 22 - Slide

Van Houten, de bedenker van het Kinderwetje, was een liberale politicus. Leg uit waarom de liberalen vanuit hun politieke visie tegen kinderarbeid waren.

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Video

Hoe ging het verder?
Na WOII vormden de katholieken (KVP) en de sociaaldemocraten (PvdA) de regering.
De KVP wilde dat werknemers en werkgevers meer gingen samenwerken.
De PvdA pleitte voor meer inkomenszekerheid.
Dit resulteerde in de totstandkoming van:
          -De AOW.
          -De Bijstandswet.
          -De Arbowet.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Zoek uit:
Wat doet de overheid nu (corona) om mensen te helpen? Noem minimaal 3 dingen.

Slide 27 - Open question

Doet de overheid genoeg nu? Wat zouden ze van jou nog moeten doen?

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide