12e cours - Grammaire H (partie 2)

le jeudi, 12 octobre
Planning du jour
Français en classe
Startopdracht
Grammaire H (lessonup) + Passé Composé 
Au travail
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

le jeudi, 12 octobre
Planning du jour
Français en classe
Startopdracht
Grammaire H (lessonup) + Passé Composé 
Au travail

Slide 1 - Slide

Startopdracht
Maak de tabel
compleet. 

timer
5:00
mannelijk
ev
vrouwelijk
ev
mannelijk
mv
vrouwelijk
mv
1 grand
grande
2 sportif
3 heureux
heureuses
italienne
5
beaux
6 jeune

Slide 2 - Slide

Français en classe
  • Tu as Instagram / Snapchat / Facebook / Tiktok
  • Oui, voilà mon compte.
  • Non, je n'ai pas Facebook. C'est démodé. 

  • Tu publies beaucoup de photos/vidéos sur insta?
  • Non, je ne publie pas beaucoup de photos sur insta.

  • Tu suis aussi des personnes connues ?
  • Oui, je suis beaucoup de chanteurs.
  • Non, je ne suis pas de stars.


timer
5:00

Slide 3 - Slide

les verbes -re

Slide 4 - Mind map

traduis (vertaal)

entendre
A
antwoorden
B
wachten op
C
horen
D
verkopen

Slide 5 - Quiz

traduis (vertaal)

répondre
A
antwoorden
B
wachten op
C
horen
D
verkopen

Slide 6 - Quiz

traduis (vertaal)

attendre
A
antwoorden
B
wachten op
C
horen
D
verkopen

Slide 7 - Quiz

traduis (vertaal)

vendre
A
antwoorden
B
wachten op
C
horen
D
verkopen

Slide 8 - Quiz

Maak compleet. Let op! Er blijven opties over.
je
-s
tu
il/elle/on
-ons
-ez
ils/elles
-s
- niks
-nous
-vous
- ent
- e
- ont

Slide 9 - Drag question

traduis (vertaal)

Je perd le match.
A
Ik wacht op de westrijd.
B
Ik verlies de wedstrijd.
C
Ik hoor de wedstrijd.
D
Ik verkoop de wedstrijd.

Slide 10 - Quiz

traduis (vertaal)

Nous rendons la voiture.
A
Wij wachten op de auto.
B
Wij verkopen de auto.
C
Wij verliezen de auto.
D
Wij geven de auto terug.

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste zin.

Ik antwoord.
A
Je réponds.
B
Je répond.
C
Je réponde.
D
Je répondez.

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste zin.

Hij wacht.
A
J'attend.
B
Elle attends.
C
Il attend.
D
Elle attend.

Slide 13 - Quiz

Zet in de tegenwoordige tijd.

1. Il (perdre) __________ son portable.
2. Mes parents (vendre) ____ leur maison.

Slide 14 - Open question

Au travail
page: 46
30b - Lees de grammatica
30c - Kies de présent of de passé composé
30d - Gebruik de werkwoorden op -re, zet deze in de passé com
30e - Gebruik de werkwoorden op -re, zet deze in de passé com

31 - Bekijk het voorbeeld en maak 3 zinnen in de tegenwoordige tijd én 2 in de voltooide tijd.

timer
3:00

Slide 15 - Slide