1.3 - Kernbegrippen maatschappijleer

Kernbegrippen van maatschappijleer
1 / 12
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kernbegrippen van maatschappijleer

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Wat zijn de basisprincipes van maatschappijleer
  1. Normen en waarden
  2. Belangen
  3. Macht
  4. Sociale ongelijkheid

Slide 2 - Slide

Welke regels/afspraken heb jij thuis

Slide 3 - Mind map

Waarden en normen
  • Waarden: principes die je belangrijk vindt in het leven. Vaak in één woord te omschrijven

  • Normen: regels over hoe jij en anderen zich moeten gedragen. Vaak gedragsregels.

Slide 4 - Slide

Belangen
  • Belangen: het voordeel dat je ergens bij hebt.
  • Werknemer wilt hoger salaris, werkgever wilt dit niet
  • Botsing van belangen.

Slide 5 - Slide

Macht

Macht: de mogelijkheid om het (denk)gedrag van anderen te beïnvloeden.

Machtsmiddelen
1. Functie of beroep
          ik ben de baas dus....
2. Kennis of vaardigheden
          ik weet meer dan jij dus....
3. Aanzien of status
          veel mensen respecteren jou.
4. Overtuigingskracht
5. Geld
6. Als meerderheid
7. Via de media (fakenews)
8. Via je contacten
9. Met geweld / dreigen

Slide 6 - Slide

Sociale ongelijkheid
  • Sociale ongelijkheid: het feit dat niet iedereen dezelfde kansen heeft in de samenleving.
  • Verschillende vormen van sociale ongelijkheid.
              Geslacht
              Afkomst
              Beroep

Slide 7 - Slide

Kernbegrippen
  • Waarden: principes die je belangrijk vindt in het leven.
  • Normen: regels over hoe jij en anderen zich moeten gedragen.
  • Belangen: het voordeel dat je ergens bij hebt.
  • Macht: de mogelijkheid om het (denk)gedrag van anderen te beïnvloeden.
  • Sociale ongelijkheid: het feit dat niet iedereen dezelfde kansen heeft in de samenleving.

Slide 8 - Slide

Eerlijkheid
Geduld
Respect
A
Dit zijn waarden
B
Dit zijn normen

Slide 9 - Quiz

Een voorbeeld van een norm is
A
Je mag maximaal 100 kmh rijden op de snelheid
B
Stelen is verboden
C
Ouderen spreek je aan met 'u'

Slide 10 - Quiz

Je baas belt je op om te zeggen dat je moet komen werken op je vrije dag.
Welk machtsmiddel gebruikt je baas?
A
Aanzien
B
Overtuigingskracht
C
Functie of beroep

Slide 11 - Quiz

Zelf werken
Alle opdrachten van 1.3

Zelf nakijken

Slide 12 - Slide