*Begrijpend lezen par 4, feiten, meningen en argumenten, vwo 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Begrijpend lezen H4

- feiten

- meningen 

- argumenten

Leerdoelen

Na deze lessenserie kun je: 

- feiten herkennen en formuleren

- meningen herkennen en formuleren

- argumenten herkennen en formuleren

- onderscheid maken tussen standpunten en argumenten

Opdracht

Zak met geld 

Feit of mening:

Veel dunne mensen hebben mijns inziens een eetprobleem.

1. feit
2. mening

Feit of mening:

In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'

1. feit
2. mening

Feit of mening:

Merijn leest nooit in de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.

1. feit
2. mening

Feit of mening:

Souhail had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.

1. feit
2. mening

Feit of mening:

Amsterdam is de hoofdstad van Nederland.

1. feit
2. mening

Feit of mening:

Den Haag zou volgens Ali de hoofdstad van Nederland moeten worden.

1. feit
2. mening

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Feiten en meningen

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar is of niet. 

Een mening of een standpunt is wat iemand van iets vindt. Met deze mening kun je het eens of oneens zijn. Een mening herken je vaak aan de volgende signaalwoorden: 

ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens 

Argumenten

Als een auteur zegt waarom hij/zij iets vindt, dan gebruikt hij/zij één of meerdere argumenten. 

Argumenten herken je vaak aan de volgende signaalwoorden: 

want, omdat, namelijk, immers. 

Feitelijke argumenten zijn het sterkst. 

Wat is het standpunt en wat is het argument in onderstaande zin?

Dieselauto's ouder dan vijftien jaar zouden in het centrum van Utrecht verboden moeten worden; die stoten immers hoge concentraties giftige stoffen uit.

Wat is het standpunt en wat is het argument in onderstaande zin?

Omdat sommige leerlingen faalangstig zijn, geeft meneer Vonk geen onverwachte so's.

Wat is het standpunt en wat is het argument in onderstaande zin?

Omdat de schoonheidsspecialiste nog nooit eerder een piercing had gezet, was zij erg gespannen.

Opdracht

Blz. 25, maak opdracht 1, vraag 1 hoef je niet te maken

maak opdracht 5