VWO thema 2 herhaling

Thema 2. Voeding en vertering
herhaling

Wat moet je kennen voor de toetsweek?
T2 basisstof 1 t/m 4 en 6
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 2. Voeding en vertering
herhaling

Wat moet je kennen voor de toetsweek?
T2 basisstof 1 t/m 4 en 6

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Beschermende voedingsstoffen zijn
A
Vetten, mineralen en vitamines
B
Vitamines en mineralen
C
Koolhydraten, mineralen en vitamines
D
Vetten en vitamines

Slide 3 - Quiz

Alle voedingsstoffen zijn........
A
brandstoffen
B
reservestoffen
C
bouwstoffen
D
beschermende stoffen

Slide 4 - Quiz

Vleeseters hebben een kort verteringsstelsel omdat ... ?
A
Ze minder eten
B
Vlees makkelijk te verteren is
C
Ze hebben scherpe tanden
D
Vlees is moeilijk te verteren

Slide 5 - Quiz

Wat is de functie van de lever bij het verteringsstelsel?
A
helpt bij de vertering van eiwitten
B
Maakt gal
C
dood maken van bacteriën

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de functies van maagsap?

Slide 7 - Open question

Welke spieren hebben de verteringsorganen om voedsel
voort te duwen?
A
willekeurige spieren
B
dwarsgestreepte spieren
C
alleen kringspieren
D
kringspieren en lengtespieren

Slide 8 - Quiz

Noem de twee soorten vertering:

Slide 9 - Open question

Wat kan de maag afsluiten voordat het voedsel doorgaat naar de 12-vingerige darm?

Slide 10 - Open question

Juiste voorbeelden van oppervlaktevergroting in het spijsverteringsstelsel zijn...
A
Kauwen en heel veel longblaasjes
B
Darmvlokken en kauwen
C
Groeien en dik worden (reservestoffen)
D
6 meter dunne darm

Slide 11 - Quiz

Wat zijn mineralen ook wel?
A
Zouten
B
Vitaminen
C
Stenen
D
Suikers

Slide 12 - Quiz

Welke voedingsstoffen worden direct opgenomen?
Welke voedingsstoffen moeten eerst worden verteerd?
Vitaminen
De meeste koolhydraten
Glucose
Water
Eiwitten
Vetten
Mineralen

Slide 13 - Drag question

Juist of onjuist.
Gal verteert vetten.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Alvleessap verteert
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten
D
Alle drie!

Slide 15 - Quiz

Hoe heet het orgaan waar al het water uit de voedsel brij wordt opgenomen?
A
Dunne darm
B
Blinde darm
C
Dikke darm
D
Twaalfvingerige darm

Slide 16 - Quiz

Van welk type eter zijn deze kiezen?
A
herbivoren
B
carnivoren
C
omnivoren

Slide 17 - Quiz

Herbivoren hebben
A
knobbelkiezen
B
plooikiezen
C
knipkiezen

Slide 18 - Quiz

Wat is de volgorde van kiezen die je hier ziet?
A
Knipkiezen, plooikiezen, knobbelkiezen
B
Plooikiezen, knobbelkiezen, knipkiezen
C
Knobbelkiezen, plooikiezen, knipkiezen
D
Knipkiezen, knobbelkiezen, plooikiezen

Slide 19 - Quiz

De darmlengte v/d darmkanaal is aangepast aan het type voedsel dat het dier eet. Kies 1 juiste feit hierbij
A
Vleeseters hebben lang darmkanaal; vlees= makkelijk verteerbaar
B
Planteneters hebben lang darmkanaal; planten= moeilijk verteerbaar
C
Alleseters hebben lang darmkanaal; alles= moeilijk verteerbaar
D
Het maakt niet uit of ze lange of korte darmkanaal hebben

Slide 20 - Quiz

Je wilt weten of ergens zetmeel in zit. Met welk spul doe je dat?
A
Magnesium
B
Rijst
C
Zetmeeloplossing
D
Jodium

Slide 21 - Quiz

Hoe noem je zo'n stof?

Slide 22 - Open question

Brandstoffen   Bouwstoffen   Beschermende  Reservestoffen 
                                                        Stoffen
Sleep de voedingsstoffen naar de juiste vakken.
Vitaminen
Mineralen
Eiwitten 
Koolhydraten
Vetten
Water
Vitaminen
Mineralen
Vetten
Eiwitten
Koolhydraten
Vetten

Slide 23 - Drag question

Wat betekent het dat enzymen specifiek werken?
A
Een enzym kan maar bij één temperatuur werken
B
Een enzym kan maar bij één pH werken
C
Een enzym kan maar één stof afbreken
D
Een enzym kan maar één keer gebruikt worden

Slide 24 - Quiz

Leg uit wat je in de afbeelding ziet en wat de functie hiervan is.

Slide 25 - Open question

Wat betekent peristaltiek?
A
de knijpende beweging van spieren in de darm
B
het samentrekken van de kringspier
C
afsluiting van de darm
D
productie van darmsappen

Slide 26 - Quiz

Tot welk vak van de schijf van vijf behoort kwark?
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 27 - Quiz

Wat wordt er aangegeven met nummer 8?
A
Strotklepje
B
Huig
C
Slokdarm
D
Speekselklier

Slide 28 - Quiz

De maat om energie aan te geven kan zijn in kcal of in kJ. Wat is de juiste verhouding?
A
1 kcal = 4 kJ
B
1 kcal = 4,2 kJ
C
1 kcal = 4,2 J
D
1 kJ = 4,2 kcal

Slide 29 - Quiz

Als je te veel glucose binnenkrijgt slaat je lichaam dit op als reservestof in je lever, in welke vorm?
A
Vet
B
Glucose
C
Glycogeen
D
Glucagon

Slide 30 - Quiz

Varkens eten naast plantaardig voedsel ook dierlijk voedsel.
Wat voor een kiezen zullen varkens hebben?

Slide 31 - Open question

Welke rol spelen enzymen bij de vertering?
A
Ze bouwen de verteringssappen
B
Ze verteren voedingsstoffen
C
Ze knippen voedingsstoffen in kleine stukjes
D
Ze zorgen ervoor dat de darmperistaltiek goed blijft werken

Slide 32 - Quiz

Hoe kouder het wordt, hoe meer calorieën je nodig hebt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Leg het antwoord van de vorige vraag uit

Slide 34 - Open question

Donny zegt: Gal is een enzym.
Ben zegt: Gal verteert vetten
Wie heeft gelijk?
A
Donny
B
Ben
C
Beide
D
Beide ongelijk

Slide 35 - Quiz

Wat is wel de functie van gal?
Welk verteringssap verteert vetten?

Slide 36 - Open question

In welk deel van het verteringsstelsel komt de galbuis uit?
A
Dunne darm
B
12-vingerige darm
C
Galblaas
D
Alvleesklier

Slide 37 - Quiz

Wat wordt er aangegeven met nummer 10?

Slide 38 - Open question

Einde

Slide 39 - Slide