This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
probleemoplossend denken
afstand snelheid tijd
Slide 1 - Slide
Hulpjes bij probleemoplossend denken
De gegevens die je nodig hebt aanduiden.
De vraag in een andere kleur aanduiden.
Voor je begint op te lossen, eerst goed nadenken, 'in welke stappen kan ik het probleem opdelen?'
Noteer de stappen en je berekening.
Duid tussenantwoorden aan.
Lees de vraag opnieuw formuleer een antwoord op de vraag.
Is je antwoord mogelijk?
Slide 2 - Slide
Wat maakt dit probleem moeilijk?
1. Kim Clijsters slaat op met een snelheid van 173 km/uur. De bal vliegt over een afstand van 22,35 m tot bij de tegenstander. Hoe snel komt hij daar aan?
Slide 3 - Slide
Wat maakt dit probleem moeilijk?
Slide 4 - Open question
173 km = ...... m
Slide 5 - Mind map
1 uur = ... sec.
Slide 6 - Mind map
Slide 7 - Slide
Welke 2 dingen moet je berekenen
om tot de eindoplossing te komen?
3. Jan doet twee dagen hetzelfde traject. De eerste dag rijdt hij aan een gemiddelde snelheid van 60 km per uur. Hij doet over het traject 2.30 uur. De tweede dag rijdt hij aan een gemiddelde snelheid van 90 km per uur. Hoelang rijdt hij de tweede dag over het traject?
Slide 8 - Slide
Welke 2 dingen moet je berekenen?
Slide 9 - Mind map
3. Jan doet twee dagen hetzelfde traject. De eerste dag rijdt hij aan een gemiddelde snelheid van 60 km per uur.Hij doet over het traject 2.30 uur. De tweede dag rijdt hij aan een gemiddelde snelheid van 90 km per uur. Hoelang rijdt hij de tweede dag over het traject?
afstand 1ste dag
tijd 2de dag
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
3. Jan doet twee dagen hetzelfde traject. De eerste dag rijdt hij aan een gemiddelde snelheid van 60 km per uur.Hij doet over het traject 2.30 uur. De tweede dag rijdt hij aan een gemiddelde snelheid van 90 km per uur. Hoelang rijdt hij de tweede dag over het traject?
Lees terug je vraag en
formuleer een antwoord in een zin.
Slide 12 - Slide
De tweede dag rijdt hij 1 uur 40 min. over het traject.
Slide 13 - Slide
2. Tijdens onze reis in Frankrijk gingen we naar een rit in de Ronde van Frankrijk kijken. Nadien lazen we in de krant: ‘Het peloton deed het zeer rustig aan. De eerste vijf-en-een-half uur haalde het een gemiddelde snelheid van 32 km/uur. De laatste drie kwartier werd er gereden aan een gemiddelde snelheid van 48 km/uur.’ Hoe lang was deze rit?
Slide 14 - Slide
2. Tijdens onze reis in Frankrijk gingen we naar een rit in de Ronde van Frankrijk kijken. Nadien lazen we in de krant: ‘Het peloton deed het zeer rustig aan. De eerste vijf-en-een-half uur haalde het een gemiddelde snelheid van 32 km/uur. De laatste drie kwartier werd er gereden aan een gemiddelde snelheid van 48 km/uur.’ Hoe lang was deze rit? =>afstand
afstand eerste stuk
afstand tweede stuk
afstand volledige rit
Slide 15 - Slide
afstand 1ste stuk
Slide 16 - Slide
afstand 2de stuk
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
176 km + 36 km =
afstand totale rit
Slide 19 - Slide
2. Tijdens onze reis in Frankrijk gingen we naar een rit in de Ronde van Frankrijk kijken. Nadien lazen we in de krant: ‘Het peloton deed het zeer rustig aan. De eerste vijf-en-een-half uur haalde het een gemiddelde snelheid van 32 km/uur. De laatste drie kwartier werd er gereden aan een gemiddelde snelheid van 48 km/uur.’ Hoe lang was deze rit? =>afstand
afstand eerste stuk
afstand tweede stuk
afstand volledige rit
Slide 20 - Slide
Hoe lang was deze rit? =>afstand
Deze rit was 212 km lang.
Slide 21 - Slide
4. Een vrachtwagenchauffeur zit achtereenvolgens 1 uur 54 min, 2 uur en 36 minuten en 3 uur en 30 minuten achter het stuur. Zijn gemiddelde snelheid bedraagt 77 km/uur. Welke afstand heeft hij afgelegd?
Slide 22 - Slide
4. Een vrachtwagenchauffeur zit achtereenvolgens 1 uur 54 min, 2 uur en 36 minuten en 3 uur en 30 min achter het stuur. Zijn gemiddelde snelheid bedraagt 77 km/uur.
Welke afstand heeft hij afgelegd?
Slide 23 - Slide
Tel bij elkaar op!
1 uur 54 min
2 uur en 36 minuten
3 uur en 30 minuten
Waarom klopt dit niet?
1 uur 54 min + 2 uur 36 m = 4 uur 30 min + 3 uur 30 min = 8 uur
Slide 24 - Slide
Waarom klopt dit niet?
Slide 25 - Open question
Geef de juiste bewerking.
Slide 26 - Mind map
Maak een schema!
In hoeveel en welke stappen ga je dit probleem oplossen?
5. Twee vrienden fietsen van Antwerpen naar Turnhout (42 km). Ze vertrekken om 10.20 uur. Na een uurtje fietsen gaan ze iets drinken. Ze blijven een half uur op het terras zitten. Om 13.20 uur komen ze aan. Wat was hun gemiddelde snelheid?
Slide 27 - Slide
6. Een wandelaar stapt van Antwerpen naar Turnhout (42 km). Hij stapt gemiddeld 4,5 km/uur. Na twee uur en een half begint het te regenen. Hij schuilt een kwartiertje. Dan wandelt hij nog anderhalf uur verder. Dan biedt een vriendelijke chauffeur hem een lift aan. Na 18 minuten is hij met de auto in Turnhout. Welk was de gemiddelde snelheid van de auto?
Welke tussenvragen stel je jezelf?
Slide 28 - Slide
6. Een wandelaar stapt van Antwerpen naar Turnhout (42 km). Hij stapt gemiddeld 4,5 km/uur. Na twee uur en een half begint het te regenen. Hij schuilt een kwartiertje. Dan wandelt hij nog anderhalf uur verder. Dan biedt een vriendelijke chauffeur hem een lift aan. Na 18 minuten is hij met de auto in Turnhout. Welk was de gemiddelde snelheid van de auto?
Welke tussenvragen stel je jezelf?
Slide 29 - Slide
Welke tussenvragen stel je jezelf?
Slide 30 - Open question
Slide 31 - Slide
7. De afstand naar onze vakantiebestemming bedraagt 900 km. 1/3 van die afstand leggen we af met een gemiddelde snelheid van 100 km/uur. ¾ van de rest leggen we af met een gemiddelde snelheid van 120 km per uur. De overblijvende kilometers leggen we af aan een snelheid van 60 km/uur. We rusten 3 keer 45 minuten. Hoe laat komen we aan als we ’s morgens om 5 uur vertrekken?
Waar zit de moeilijkheid in dit probleem?
Slide 32 - Slide
7. De afstand naar onze vakantiebestemming bedraagt 900 km. 1/3 van die afstand leggen we af met een gemiddelde snelheid van 100 km/uur. ¾ van de rest leggen we af met een gemiddelde snelheid van 120 km per uur. De overblijvende kilometers leggen we af aan een snelheid van 60 km/uur. We rusten 3 keer 45 minuten. Hoe laat komen we aan als we ’s morgens om 5 uur vertrekken?
Waar zit de moeilijkheid in dit probleem?
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
8. Een marathon bedraagt 42,195 km. In 2003 liepen zowel Paul Tergat bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de vrouwen een nieuw wereldrecord met respectievelijk 2 uur 04 min 55 s en 2 uur 15 min 25 s. Welke afstand moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul aankomt (als ze samen gelopen hadden)?
Slide 36 - Slide
8. Een marathon bedraagt 42,195 km. In 2003 liepen zowel Paul Tergat bij de mannen als Paula Ratcliffe bij de vrouwen een nieuw wereldrecord met respectievelijk 2 uur 04 min 55 s en 2 uur 15 min 25 s. Welke afstand moet Paula nog afleggen op het ogenblik dat Paul aankomt (als ze samen gelopen hadden)?
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Slide
9. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een vliegtuigje doet over een vlucht heen en terug normaal twee uur.
a) Bereken de gemiddelde snelheid.
b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft van 100 km/uur (en dus 100 km/uur trager vliegt) en bij de terugreis 100 km/uur wind mee heeft (en dus 100 km/uur sneller vliegt).
Doet het vliegtuig over de totale vlucht dan even lang, minder of meer? Reken uit.
Slide 40 - Slide
9. De afstand tussen twee steden bedraagt 500 km. Een vliegtuigje doet over een vlucht heen en terug normaal twee uur.
a) Bereken de gemiddelde snelheid.
b) Stel dat het bij de heenreis een tegenwind heeft van 100 km/uur (en dus 100 km/uur trager vliegt) en bij de terugreis 100 km/uur wind mee heeft (en dus 100 km/uur sneller vliegt).
Doet het vliegtuig over de totale vlucht dan even lang, minder of meer? Reken uit.
Slide 41 - Slide
Slide 42 - Slide
10. Wim legt met de fiets gemiddeld 21,98 km af in 1 uur. De wielen van zijn fiets hebben een straal van 35 cm.
Hoeveel omwentelingen maakt het wiel wanneer hij in 12 minuten naar school rijdt?
Slide 43 - Slide
10. Wim legt met de fiets gemiddeld 21,98 km af in 1 uur. De wielen van zijn fiets hebben een straal van 35 cm.
Hoeveel omwentelingen maakt het wiel wanneer hij in 12 minuten naar school rijdt?