H9 Tijd en samengestelde eenheden

Tijd en 

samengestelde eenheden
1 / 26
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOMiddelbare schoolLeerjaar 1Studiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tijd en 

samengestelde eenheden

Slide 1 - Slide

Begrippen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Referentiematen - TIJD
  • In 1 uur loop je ongeveer 5 kilometer.
  • In 1 uur fiets je ongeveer 15 tot 20 kilometer.
  • In 1 uur rijd je met de auto op de snelweg 100 tot 130 kilometer.
  • Een zachtgekookt ei leg je ongeveer 4 minuten in kokend water. Een hardgekookt ei kook je ongeveer 10 minuten.
  • Een gerecht met bladerdeeg bak je in ongeveer 15 tot 20 minuten in de oven.
  • Een reguliere les duurt ongeveer 50 minuten tot een uur.
  • Een seconde duurt ongeveer net zo lang als het uitspreken van het woord ‘eenentwintig’.
  • Je hartslag is in rust tussen de 60 en 100 slagen per minuut.

Slide 4 - Slide

Klok kijken

Slide 5 - Slide

Klokken
analoge klok en digitale klok

Slide 6 - Slide

Hoe laat is het?
A
9:00 9 uur
B
11:45 kwart voor 12
C
10:45 kwart voor 11
D
12:15 kwart over 12

Slide 7 - Quiz

sleepvraag
Sleep de zinnen naar het antwoord waar of niet waar.

Via de speaker wordt de zin voorgelezen.
a) 1 uur duurt 60 minuten
b) een half uur duurt 20 minuten
f) in een half uur zitten 2 kwartieren
c) een kwartier duurt 10 minuten
d) in een uur zitten 4 kwartieren
e) drie kwartier is 40 minuten
Waar
niet waar 

Slide 8 - Drag question

1 week hoeveel uren zijn dat?
A
7
B
7 x 24
C
7 x 24 x 60
D
7 x 24 x 60 x 60

Slide 9 - Quiz

85 seconden is....
A
1 minuut
B
0,85 minuut
C
1 minuut en 25 seconden
D
8,5 minuut

Slide 10 - Quiz

Een 'gewoon' jaar telt ... dagen
A
350
B
360
C
366
D
365

Slide 11 - Quiz

De serie die ik volg begint om 19:50uur en duurt tot 20:20 uur.
Hoeveel minuten duurt mijn serie?

Slide 12 - Open question

Bij welke digitale tijd is het 8 uur 's avonds?
A
8:00 uur
B
18:00 uur
C
20:00 uur
D
24:00 uur

Slide 13 - Quiz

1:15 minuut is 75 seconden?
A
waar
B
niet waar?

Slide 14 - Quiz

1 decennium = 10 jaar
1 decennia is het meervoud van decennium
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Een jaar telt 12 weken?
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Een etmaal telt .. uur
A
10
B
24
C
12
D
6

Slide 17 - Quiz

1 uur is ... seconden
A
3600
B
60
C
360
D
100

Slide 18 - Quiz

Let op!
Verschil tussen komma en "dubbele punt"
Na komma: decimale gedeelte van minuut, uur, dag
bijvoorbeeld: 1,4 minuut = 
1 minuut en 4/10 van een minuut =24 seconden
Na dubbele punt: kleinere eenheid van tijd
1:40 minuut = 
1 minuut en 40 seconden

Slide 19 - Slide

1,25 uur hoeveel uur en hoeveel minuten is dat?
A
1 uur en 15 minuten
B
1 uur en 25 minuten
C
anderhalf uur
D
125 minuten

Slide 20 - Quiz

1,5 uur hoeveel uur en minuten is dat?
A
1 uur en 50 minuten
B
1 uur en 30 minuten
C
anderhalf uur
D
125 minuten

Slide 21 - Quiz

AM - PM
Een dag is verdeeld in twee delen.

Meridiem: het midden van de dag (= 12.00 uur middag)
AM (Ante Meridiem) betekent: vóór de middag; van middernacht tot 12 uur ’s middags.
PM (Post Meridiem) betekent: na de middag; van 12 uur ’s middags tot middernacht.


Slide 22 - Slide

Rekenen met tijdzones

Slide 23 - Slide

Voorbeeld
Ik ga op vakantie naar Marokko. Het is in Marokko 1 uur vroeger dan in Nederland.
De vlucht duurt 3 uur en 30 minuten. Ik vertrek om 14:00 uit Nederland.

Hoe laat kom ik in Marokko aan?

Slide 24 - Slide

Stap 1
Stap 1
Reken eerst uit hoe laat je in Marokko aankomt op Nederlandse tijd.

Ik vertrek om 14:00 uit Nederland. De vlucht duurt 3 uur en 30 minuten. Op Nederlandse tijd kom ik om 17:30 aan.


Slide 25 - Slide

Stap 2
Stap 2:
Bereken de tijdzone.

In Marokko is het 1 uur vroeger dan in Nederland. Je moet dus nog een uur van de aankomsttijd afhalen.
Je komt om 16:30 uur in Marokko aan.

Slide 26 - Slide