This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Bij korte woorden - er of - est achter het woord;
smart - smarter - smartest
Let op: funny - funnier - funniest
late - later - latest
big - bigger - biggest
good - better - best
bad - worse -worst
much/many - more - most
Als je wilt vergelijken gebruik je
as ... as ... óf
not as ... as ...
Het is net zo belangrijk als winkelen.
It is as important as shopping.
Dit is niet zo goed koop als je denkt.
This is not as cheap as you think.