Present simple & Present Continuous

Present Simple
&
Present Continuous
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Present Simple
&
Present Continuous

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Present Simple

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Present Continuous

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

De present simple gebruik je om feiten, gewoonten, en dingen die we regelmatig doen te bespreken.

  • Water boils at 100 degrees. (feit)
  • I teach you every Tuesday. (regelmaat)
  • She always cycles to work, but when it rains she goes by car.
Present simple

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoe maak je een present simple?
I / you / we / they = de stam van het werkwoord: walk, cook, organise
he / she /it (SHIT-woorden) = stam + s: walks, cooks, organises





Uitzonderingen
Wanneer de stam van een woord eindigt op:
-o - komt er -es achter het woord bij he/she/it --> I go - he goes
-s/ch - komt er -es achter het woord bij he/she/it --> I watch - she watches
-y - dan veranderd de -y in -ies bij he/she/it --> I fly - it flies

Maar.. eindigt het woord op een -y met een klinker ervoor (a, o, i, e, u) dan komt er alleen een -s achter.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Signaal woorden
Om te herkennen dat het om de regelmaat/gewoontes gaat moet je letten op woorden als:
  • Every day/week/month/etc.
  • Always/never
  • Often/sometimes
  • Frequently/seldom

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Test time
Kies het juiste antwoord om de zin passend te maken, of vul het juiste antwoord in.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Present simple:
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 8 - Quiz

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple:
Welke zin staat NIET in de Present Simple?
A
Dogs wag their tail when they are excited.
B
Sarah usually runs to school.
C
Cats tend to scratch things.
D
Jeffrey has been cycling for hours.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Johnny always .... (to have) a cup of coffee in the morning
A
have
B
haves
C
has
D
havs

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Lisa often ... (to lose) a lot of money in the casino.
A
loses
B
lose
C
losses
D
loos

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

My team ... (to score) a goal every match we play.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Present continuous
Deze tijd gebruik je wanneer iets NU plaatsvindt.
Voorbeelden?

John is nu aan het sporten - John is exercising now
Ik ben de krant aan het lezen nu - I am reading the paper at the moment.

Signaalwoorden?
Right now, at the moment, now, currently

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoe maak je een Present Continuous?
een vorm van 'to be' + stam + -ing
am + read + ing, is + walk + ing
Vervoegingen van het werkwoord 'to be'
  • I am     
  • you are     
  • he is     
  • she is     
  • it is     
  • we are     
  • you are      
  • they are     

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Uitzonderingen?
Woorden die eindigen op een -e: -e wordt vervangen door -ing
Have - having
Give - giving
Vervoegingen van het werkwoord 'to be'
  • I am     
  • you are     
  • he is     
  • she is     
  • it is     
  • we are     
  • you are      
  • they are     

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Uitzonderingen?
Woorden met 1 lettergreep eindigend op een medeklinker met een klinker ervoor verdubbeld de medeklinker:
Swap - swapping
Cut - cutting
Stop - stopping
Beg - begging 
Vervoegingen van het werkwoord 'to be'
  • I am     
  • you are     
  • he is     
  • she is     
  • it is     
  • we are     
  • you are      
  • they are     

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Test time!
Kies het juiste antwoord om de zin passend te maken, of vul het juiste antwoord in.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Present Continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat nu aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.
D
Iets dat nog gaat komen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Present Continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

I ... (to answer) these questions at the moment.
A
am answer
B
is answering
C
answer
D
am answering

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Sue ... (not / read) a book at the moment, but a newspaper.
A
is not reading
B
not reads
C
is not read
D
not reading

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
We hadn't been there!
B
We weren't going to go there.
C
We have never been there.
D
We are never going to go there again!

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Present continuous:
Pick the present continuous.
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 23 - Quiz

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
I am going to be waiting at the crossroads.
B
I was waiting at the crossroads.
C
I am waiting at the crossroads.
D
I will be waiting at the crossroads.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Simple of continuous
Kies of het present simple of continuous moet zijn in de zin die je ziet op de slide.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

She ... (not/study) at the moment
A
is not studying
B
does not study

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

They ... (to go) to a restaurant every Saturday
A
are going
B
go

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

He normally ... (to eat) dinner at home.
A
is eating
B
eats

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Julie ... (to sleep) upstairs at the moment
A
is sleeping
B
sleeps

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Present Simple
Present Continuous

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Assignment
Nu we de grammatica hebben besproken, gaan jullie dit toepassen in een opdracht.
Druk op "Instructions" voor meer.
Instructions
Open het document dat ik je gestuurd heb via Magister.
  • Je gaat jezelf omschrijven/voorstellen
  • Hiervoor ga je de vragen gebruiken
  • Ook pas je Present Simple/Continuous toe
  • Rond de 200 woorden

Slide 31 - Slide

This item has no instructions