This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welkom terug!
Hoe was de vakantie?
Slide 1 - Slide
To do:
Herhaling voorbereiding op de toetsweek
Slide 2 - Slide
De tijd van monniken en ridders
Slide 3 - Slide
De tijd van monniken en ridders is van
A
100-500
B
500-1000
C
1000-1200
D
1000-1500
Slide 4 - Quiz
In de vroege middeleeuwen bestond het hofstelsel. Leg kort uit wat dit is.
Slide 5 - Open question
Woeste gronden
Gebied heer
Gebied horigen
Slide 6 - Drag question
Welk begrip hoort bij onderstaande omschrijving? Systeem waarbij een heer de horigen in zijn gebied beschermde. Hij deed dit in ruil voor herendiensten en een deel van de opbrengst van het land.
Slide 7 - Open question
Waar leefden de mensen van op een domein?
A
Van wat ze kochten in de supermarkt.
B
Van wat er op het land groeide.
C
Van wat ze kregen van de landheer.
D
Van wat ze vonden op straat.
Slide 8 - Quiz
Van wie was het land, het vee en het kasteel?
A
Van de mensen zelf.
B
Van niemand.
C
Van de landheer.
D
Van Ollie B. Bommel.
Slide 9 - Quiz
Wie moesten de boeren gehoorzamen en was de baas?
A
De landheer.
B
De oudste boer in het dorp.
C
Ze luisterden naar niemand.
D
Er was geen baas.
Slide 10 - Quiz
Hoe noemden ze de mensen die moesten gehoorzamen?
A
luisteraars
B
vertellers
C
Gehoorzamers
D
Horigen
Slide 11 - Quiz
Waarom gehoorzaamden ze (horigen) de landheer?
A
Omdat ze anders niets te eten hadden.
B
De landheer beschermde hen tegen vijanden.
C
Omdat ze niet anders wisten.
D
De landheer pakte anders alles af.
Slide 12 - Quiz
Waarom wilden de Christenen de Heidenen bekeren?
A
Omdat ze graag kerst wouden vieren
B
Omdat ze goden van de heidenen eng vonden
C
Omdat ze geloofden dat hun geloof het beste geloof was.
D
Omdat de Christenen graag Nederland wouden hebben
Slide 13 - Quiz
Het geloof in meerdere goden noemt men
A
humanisme
B
socialisme
C
monotheïsme
D
polytheïsme
Slide 14 - Quiz
Waarom was het christendom belangrijk voor de mensen in de Middeleeuwen?
A
De mensen kregen eten van de kerk als ze christelijk werden.
B
Het geloof bood de mensen een kans om in de hemel te komen.
C
De mensen werden vrolijk van het christendom.
D
De mensen hoefden niet te werken op zondag als ze christelijk werden.