De woordjes kun je op verschillende manieren leren. Bijvoorbeeld:
Flitskaartjes maken: knip kleine kaartjes van papier, schrijf voorop het Nederlandse woord, achterop het Engelse woord. Oefen van Nederlands naar Engels en andersom.
Laat je overhoren: laat iemand thuis jou overhoren, zo kun je niet valsspelen en leer je de woordjes niet standaard op dezelfde volgorde.
Niet te lang. Neem af en toe even een korte pauze tijdens het leren (10 minuten). Ga even een glas water drinken of loop even een kleine rondje buiten.