1. ow: 'het pasgeboren girafje' doet, is of heeft iets.
Het pasgeboren girafje zette al snel zijn eerste stapjes.
2. lv: 'het pasgeboren girafje' ondergaat iets.
De dierenarts schoot het pasgeboren girafje in de nek met een verdovingspijltje.
3. mv: iets/iemand geeft 'het pasgeboren girafje' iets.
De moedergiraf geeft het pasgeboren girafje blaadjes te eten.