A2B - P4 - week 2- les 1 - H42 stijlfouten en herhalingen

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)

Slide 1 - Slide

- Welkom 
- Stijlfiguren bespreken
- spelling H27

Doel:

- Je weet wat stijlfiguren zijn
- Je geeft aan of iets een stijlfout of een stijlfiguur is

Vandaag in de les:

Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
15:00
Leg je boeken op tafel neer - je mag ook aan je literatuuropdracht werken

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Stel, je schrijft een zin. Er komen geen rode of blauwe lijntjes onder je tekst en toch is het fout...

Dan kan het een stijlfout zijn: Je haalt woorden/uitdrukkingen door elkaar of je herhaalt iets dat er al staat. 


Stijlfouten

Slide 5 - Slide

Contaminatie
Contaminatie is een combinatie van twee (of meer) woorden of uitdrukkingen die je door elkaar gebruikt. Vaak hebben deze woorden dan wel dezelfde betekenis, alleen zijn ze verkeerd gecombineerd. 

Slide 6 - Slide

Contaminatie voorbeeld
Hij moet de presentatie overnieuw doen.
Of: Hij moet de presentatie over doen.
Of: Hij moet de presentatie opnieuw doen.

- Zou je die gegevens even voor mij willen nachecken?
Je checkt iets, of je kijkt iets na
- Een document uitprinten
Je print iets of je draait iets uit. 





Slide 7 - Slide

Pleonasme
Pleonasme is het versterken van een woord, door een toevoeging van een ander woord met dezelfde betekenis. Het woord wordt dan dubbelop geschreven. Het toegevoegde woord is een eigenschap van het andere woordsoort. 
Altijd Twee woordsoorten

Slide 8 - Slide

Pleonasme voorbeeld 
De ronde bal rolde over de grond.
Ronde versterkt het woord bal. Een bal is namelijk van zichzelf al rond, dus ronde geeft een extra toevoeging.

De witte sneeuw zorgde veroorzaakte een verblindend effect.
Sneeuw is altijd wit.

De Bitcoin-koers was flink omhoog gestegen.
Als iets stijgt, gaat het altijd omhoog. Iets stijgt, of gaat omhoog.

Twee woordsoorten

Slide 9 - Slide

Tautologie
Tautologie is het benadrukken van een woord met een ander woord dat dezelfde betekenis heeft. Dus twee woorden met dezelfde betekenis die in één zin worden gebruikt.
Altijd zelfde woordsoort

Slide 10 - Slide

Tautologie voorbeeld
- Zij krijgt het gratis en voor niets. 
Als je iets gratis krijgt, krijg je het al voor niets. Gratis en voor niets betekenen allebei hetzelfde. 

- Zij sloeg de tasjesdief bont en blauw.

Tautologie wordt door schrijvers ook gebruikt om iets te versterken,
Enkel en alleen (ingeburgerde tautologie = stijlfiguur)
Altijd zelfde woordsoort

Slide 11 - Slide

We liepen door het groene gras naar de speeltuin.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 12 - Quiz

We liepen door het groene gras naar de speeltuin.

Dit is een pleonasme:
Gras is namelijk van zichzelf al groen. Het woord groene geeft een versterking aan het woord gras.
Altijd twee woordsoorten

Slide 13 - Slide

Mijn mobiel is kwijt.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 14 - Quiz

Mijn mobiel is kwijt.
Of: Ik ben mijn mobiel kwijt.
Of: Mijn mobiel is weg
Contaminatie is een combinatie van twee (of meer) woorden of uitdrukkingen die je door elkaar gebruikt. Vaak hebben deze woorden dan wel dezelfde betekenis, alleen zijn ze verkeerd gecombineerd. 

Slide 15 - Slide

Uit de kraan komt vloeibaar water.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 16 - Quiz

Uit de kraan komt vloeibaar water
 
Dit is een pleonasme:
Water is van zichzelf al vloeibaar. Het woord vloeibaar geeft een versterking van het woord water.
Altijd twee woordsoorten

Slide 17 - Slide

De bal is omlaag gevallen
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 18 - Quiz

Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 19 - Quiz

Ronde cirkel
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 20 - Quiz

Wat klopt er niet aan de vorm van deze zin:

De groep leerlingen lopen snel naar de trein

Slide 21 - Open question

Een woord uit een andere taal letterlijk vertalen, terwijl er een Nederlands woord voor is.


Barbarisme

Slide 22 - Slide

Woorden passen zich aan elkaar aan:

Persoonsvorm en onderwerp zelfde hoeveelheid
- De groep (ev) loopt (ev) naar beneden.
- De brandweer(ev) is (ev) op tijd bij het brandende huis.

Verwijswoorden kloppen met het woord waarnaar verwezen wordt:
De leerlingen die ....
Het konijntje dat ...

(de-woorden verwijzen altijd met die en deze)
(het-woorden verwijzen altijd met dit, dat, of wat)
Congruentie en incongruentie

Slide 23 - Slide

Woorden zijn niet goed op elkaar aangepast:

Persoonsvorm en onderwerp (niet) zelfde hoeveelheid
Fout: De groep leerlingen (ev) zijn (mv) verdwaald in de stad
Fout: De brandweer(ev) zijn (mv) net te laat om de kat te redden, hij was al uit de boom.


Verwijswoorden kloppen niet met het woord waarnaar verwezen wordt:
Fout: De regering presenteerde dinsdag hun plannen (moet haar plannen zijn)
Fout: Ze is een persoon dat iedereen mocht (moet die iedereen mocht zijn)
Congruentie en incongruentie

Slide 24 - Slide

Woorden zijn niet goed op elkaar aangepast:

Persoonsvorm en onderwerp (niet) zelfde hoeveelheid
Fout: De groep leerlingen (ev) zijn (mv) verdwaald in de stad
Fout: De brandweer(ev) zijn (mv) net te laat om de kat te redden, hij was al uit de boom.


Verwijswoorden kloppen niet met het woord waarnaar verwezen wordt:
Fout: De regering presenteerde dinsdag hun plannen (moet haar plannen zijn)
Fout: Ze is een persoon dat iedereen mocht (moet die iedereen mocht zijn)
Congruentie en incongruentie
De groep leerlingen is verdwaald
- De brandweer is net te laat...
- De brandweerlieden zijn te laat...

Slide 25 - Slide

Wat ga je doen:  
H42: opdracht 1, 2, 3, 4 ,6, 7, 8, 9 en 10
Wanneer: De volgende les heb je het af
Hoe: werk netjes. 

Wat doe je als je klaar bent?:
- Lees in je leesboek (+ werk aan je literatuuropdracht)

Wat als het niet lukt:
- Lees de theorie heel goed door.
- Overleg met je buurman/vrouw, kom je er dan nog niet uit: vraag de docent

Aan de slag

Slide 26 - Slide