What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Qué aproveche Bron A, Bron B & Bron C
BEGINTAAK
BENOEM TWEE DINGEN DIE JE AL OVER MÉXICO WEET.
BENOEM MINIMAAL 5 LANDEN WAAR SPAANS WORDT GESPROKEN DOOR DE BEVOLKING.
timer
5:00
1 / 39
next
Slide 1:
Slide
Spaans
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute V
Leerroute 5
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
120 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
BEGINTAAK
BENOEM TWEE DINGEN DIE JE AL OVER MÉXICO WEET.
BENOEM MINIMAAL 5 LANDEN WAAR SPAANS WORDT GESPROKEN DOOR DE BEVOLKING.
timer
5:00
Slide 1 - Slide
HOY HACE BUEN TIEMPO
HOY HACE MAL TIEMPO
Slide 2 - Slide
OBJETIVOS:
Aan het eind van deze les weet je wat in een aantal Spaanstalige landen wordt gegeten en je hebt luistervaardigheid en woordenschat geoefend.
Slide 3 - Slide
¡QUÉ
APROVECHE!
Slide 4 - Mind map
TB PG. 18-19 BRON C
WB PG. 52
Slide 5 - Slide
TB PG. 18-19 BRON C
WB PG. 52
Slide 6 - Slide
WB p. 53 9B
Slide 7 - Slide
TRABAJA UN POCO MÁS.
HAZ LOS EJERCICIOS 9 C y D DEL
WB p. 53 y 54
timer
8:00
9 C-D
Slide 8 - Slide
Maakt opdracht 11 Luisteren
WB PG. 56
Als wij klaar zijn maak opdracht
EJERCICIOS 12 A/ 12 B
Slide 9 - Slide
CONTROLAMOS
WB PG. 56
EJERCICIOS 12 A/ 12 B
timer
8:00
12 A-B
Slide 10 - Slide
TB PG. 18-19 BRON C -
Lee el texto y responde a las preguntas en español.
¿Qué son las tapas?
¿De dónde viene la palabra "tapa"?
¿Qué características tiene
la comida argentina?
¿Qué es el dulce de leche?
timer
10:00
Slide 11 - Slide
Vraagwoorden in het Spaans!
Slide 12 - Slide
Welke 'interrogativos' ken je al in het Spaans?
timer
1:30
Slide 13 - Open question
Vragende voornaamwoorden: apunta en tu cuaderno
¿Qué?
Wat?
¿Quién (es)?
Wie?
¿Cómo?
Hoe?
¿Dónde?
Waar?
¿Cuándo?
Wanneer?
¿Cuál (es)?
Welk(e)?
*¿A dónde?
Waarheen?
*¿De dónde?
Vanwaar?
¿Por qué?
Waarom?
¿Cuánto/a/os/as?
Hoeveel?
Slide 14 - Slide
Sleep het Spaanse woord naar de juiste vertaling!
wanneer?
waarom?
waar vandaan?
hoeveel
welke?
waar?
waarheen?
hoe?
wat?
wie?
¿Cuánto?
¿Cómo?
¿Qué?
¿Quién?
¿Cuándo?
¿Cuál?
¿Adónde?
¿Dónde?
¿De dónde?
¿Por qué?
Slide 15 - Drag question
Sleep de vraagwoorden naar de juiste zin.
¿... te llamas?
¿... años tienes?
¿... están mis llaves?
¿... es tu número de teléfono?
Cómo
Cuántos
Dónde
Cuál
Slide 16 - Drag question
Welk vraagwoord past in deze zin?
¿ _____________ hermanos tienes?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuántos
D
Dónde
Slide 17 - Quiz
Welk vraagwoord past in deze zin?
¿ _____________ se llama tu mejor amigo?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde
Slide 18 - Quiz
Welk vraagwoord past in deze zin?
¿ _____________ te llamas?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde
Slide 19 - Quiz
Welk vraagwoord past in deze zin?
¿ _____________ está tu escuela? - En Apeldoorn.
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde
Slide 20 - Quiz
Categorie I: eenvoudig
¿Dónde? Waar?
¿Cuándo? Wanneer?
¿Cómo? Hoe?
¿Por qué? Waarom?
Let op de accenttekens!
Slide 21 - Slide
(Waar) está el estadio de fútbol PSV?
A
¿Cómo
B
¿Dónde
C
¿Por qué
D
¿Qué
Slide 22 - Quiz
(Waarom) estudias español?
A
¿Qué
B
¿Cómo
C
¿Dónde
D
¿Por qué
Slide 23 - Quiz
Categorie II: iets lastiger
Deze vraagwoorden nemen het
geslacht
en
getal
van het zelfstandig naamwoord over:
¿Quién? ¿Quiénes? Wie?
¿Cuánto-a? ¿Cuántos-as? Hoeveel?
Voorbeelden...
Slide 24 - Slide
¿Quién, quiénes?
¿
Quién
es esa chica?
¿
Quiénes
son esos chicos?
Slide 25 - Slide
¿Cuánto-a, Cuántos-as?
¿
Cuántas
piñas
hay en la foto?
¿
Cuántos
peces
hay en la foto?
Slide 26 - Slide
Let op: ¿Cuánto cuesta?
Let op:
¿Cuánto cuesta?
Slide 27 - Slide
¿(Wie) es tu profesor de inglés?
A
¿Cuánto
B
Cuánta
C
¿Quién
D
¿Quiénes
Slide 28 - Quiz
¿(Hoeveel) platos mexicanos conoces?
A
¿Cuántos
B
¿Cuánta
C
¿Quiénes
D
¿Cuánto
Slide 29 - Quiz
Categorie III: een uitdaging
QUÉ
en
CUÁL
betekenen allebei WAT en WELK/E in het Nederlands.
CUÁL
wordt gebruikt bij het werkwoord SER en is veranderlijk. CUÁL neemt het getal van het bijbehorende zelfstandig naamwoord over.
Slide 30 - Slide
¿Cuál? ¿Qué?
Wat is
je favoriete liedje? ¿Qué quieres beber?
Slide 31 - Slide
¿(Wat) es tu clase favorita?
A
¿Cuál
B
¿Cuáles
C
¿Qué
D
¿Qués
Slide 32 - Quiz
¿(wat) has hecho el fin de semana?
A
¿Cuál
B
¿Cuáles
C
¿Qués
D
¿Qué
Slide 33 - Quiz
Slide 34 - Video
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?
Hoeveel?
Welke?
¿Quién?
¿Qué?
¿Dónde?
¿Cuándo?
¿Por qué?
¿Cómo?
¿Cuánto?
¿Cuál?
Let op het accent!
Slide 35 - Slide
INTERROGATIVOS - vraagwoorden
Hierna komt een sleepvraag.
Zoek de juiste betekenissen bij elkaar:
Slide 36 - Slide
waarom?
hoe?
waar?
welke?
wanneer?
¿por qué?
¿cuándo?
¿cómo?
¿dónde
¿cuál(es)
Slide 37 - Drag question
Sleep de vraagwoorden naar de juiste zin.
¿... te llamas?
¿... años tienes?
¿... está mi móvil?
¿... es tu número de teléfono?
Cómo
Cuántos
Dónde
Cuál
Slide 38 - Drag question
Adiós!
Slide 39 - Slide
More lessons like this
Qué aproveche Bron A, Bron B & Bron C
November 2023
- Lesson with
52 slides
Spaans
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute V
Leerroute 5
VRAAGWOORDEN
December 2023
- Lesson with
22 slides
Spaans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Vraagwoorden jaar 3
February 2024
- Lesson with
27 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
VRAAGWOORDEN
June 2022
- Lesson with
17 slides
Spaans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
3HV - Les 11 - vraagwoorden
October 2024
- Lesson with
23 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
3HV - Les 11 - vraagwoorden
June 2024
- Lesson with
21 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
3HV - Les 11 - vraagwoorden (18th Okt)
October 2023
- Lesson with
22 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
week 45 (5/6 nov)
November 2024
- Lesson with
25 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2