Rekenles verhaaltjessommen 1F (2 varianten)

Rekenles verhaaltjessommen 1F
1 / 24
next
Slide 1: Slide
RekenenISK

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Rekenles verhaaltjessommen 1F

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Doel = oefenen van rekentaal. 


je mag een rekenmachine gebruiken

let op bij verhaaltjessommen hoort altijd ook een woord of een teken

Slide 2 - Slide

Milan maakt een fietsreis van 1421 kilometer. 
Per dag fietst hij 49 kilometer. 
Hoeveel dagen moet hij fietsen?

Slide 3 - Slide

Milan maakt een fietsreis van 1421 kilometer. Per dag fietst hij 49 kilometer. Hoeveel dagen moet hij fietsen?
A
1421 + 49 = 1470
B
1421 - 49 = 1372
C
1421 x 49 = 69629
D
1421 : 49 = 21

Slide 4 - Quiz

Milan maakt een fietsreis van 1421 kilometer. Per dag fietst hij 49 kilometer. Hoeveel dagen moet hij fietsen?
dagen

Slide 5 - Open question

Op de Regenboog zitten 150 kinderen. 
3/10 van die kinderen zit op zwemles. 
Hoeveel kinderen zijn dat?

Slide 6 - Slide

Op de Regenboog zitten 150 kinderen. 3/10 van die kinderen zit op zwemles. Hoeveel kinderen zijn dat?
A
150 + 3/10 = 150,3
B
150 - 3/10 = 149,7
C
150 x 3/10 = 45
D
150 : 3/10 = 500

Slide 7 - Quiz

Op de Regenboog zitten 150 kinderen. 3/10 van die kinderen zit op zwemles. Hoeveel kinderen zijn dat?
kinderen

Slide 8 - Open question

Kevin heeft 20 snoepjes mee naar school. 
Voor schooltijd heeft hij er al 2 op. 
Hoeveel procent heeft hij dan nog?

Slide 9 - Slide

Kevin heeft 20 snoepjes mee naar school. Voor schooltijd heeft hij er al 2 op. Hoeveel procent heeft hij dan nog?
A
20 = 100%
B
2 = 10%
C
18 = 90%
D
1 = 5%

Slide 10 - Quiz

Kevin heeft 20 snoepjes mee naar school. Voor schooltijd heeft hij er al 2 op. Hoeveel procent heeft hij dan al op?
%

Slide 11 - Open question

Mijnheer de Bruin koopt 16 pakken koek. 
In ieder pak zitten 14 koeken. 
Hoeveel koeken heeft hij gekocht?

Slide 12 - Slide

Mijnheer de Bruin koopt 16 pakken koek. In ieder pak zitten 14 koeken. Hoeveel koeken heeft hij gekocht?
A
16 + 14 = 30
B
16 - 14 = 2
C
16 x 14 = 224
D
16 : 14 = 5,3

Slide 13 - Quiz

Mijnheer de Bruin koopt 16 pakken koek. In ieder pak zitten 14 koeken. Hoeveel koeken heeft hij gekocht?
koeken

Slide 14 - Open question

Joey heeft 5701 postzegels. 
Hij geeft er 3 aan zijn vriendje. 
Hoeveel heeft hij er nog over?

Slide 15 - Slide

Joey heeft 5701 postzegels. Hij geeft er 3 aan zijn vriendje. Hoeveel heeft hij er nog over?
A
5701 + 3 = 5704
B
5701 - 3 = 5698
C
5701 x 3 = 17103
D
5701 : 3 = 1900,3

Slide 16 - Quiz

Joey heeft 5701 postzegels. Hij geeft er 3 aan zijn vriendje. Hoeveel heeft hij er nog over?
postzegels

Slide 17 - Open question

Bij een ijskraam worden ijsjes van 1,50 euro verkocht. 
Meester Valentijn koopt voor 20 kinderen een ijsje. 
Hoeveel euro moet hij betalen?

Slide 18 - Slide

Bij een ijskraam worden ijsjes van 1,50 euro verkocht. Meester Valentijn koopt voor 20 kinderen een ijsje. Hoeveel euro moet hij betalen?
A
20 + 1,50 = 21,50
B
20 - 1,50 = 18,50
C
20 x 1,50 = 30,00
D
20 : 1,50 = 13,34

Slide 19 - Quiz

Bij een ijskraam worden ijsjes van 1,50 euro verkocht. Meester Valentijn koopt voor 20 kinderen een ijsje. Hoeveel euro moet hij betalen?
euro

Slide 20 - Open question

Mijnheer de Visser heeft 1 miljoen euro op zijn bankrekening. 
Hij geeft 9000 euro weg aan zijn kinderen. 
Hoeveel euro staat er nog op zijn rekening?

Slide 21 - Slide

Mijnheer de Visser heeft 1 miljoen euro op zijn bankrekening. Hij geeft 9000 euro weg aan zijn kinderen. Hoeveel euro staat er nog op zijn rekening?
A
1000000 + 9000 = 1009000
B
1000000 - 9000 = 991000
C
1000000 x 9000 =9000000000
D
1000000 : 9000 = 111,11

Slide 22 - Quiz

Mijnheer de Visser heeft 1 miljoen euro op zijn bankrekening. Hij geeft 9000 euro weg aan zijn kinderen. Hoeveel euro staat er nog op zijn rekening?
euro

Slide 23 - Open question

hoe vind je verhaaltjessommen?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 24 - Poll