In de tijd van de jagers was er nog geen landbouw. Ze verzamelden plantaardig voedsel en jaagden op dieren. Ze leefden niet in een huis, maar woonden in grotten of hutten. Ze deden ook belangrijke uitvindingen. Zo ontdekten ze het vuur en leerden ze vuursteen bewerken. Was er geen eten meer te vinden, dan trokken ze verder. Er zijn ook mensen in Limburg geweest, maar alleen toen het er warm genoeg was. In een gruwelijke kou wil je namelijk niet met pijl en boog achter een hert aanrennen.