Voorzetsel en bijwoord les 1 (07/03)

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten en leg je boeken en leesboek op tafel
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga rustig op je plek zitten en leg je boeken en leesboek op tafel

Slide 1 - Slide

Voorzetsel en bijwoord 

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Verkennen
- Theorie
- Werken aan de opdracht 


Aan het einde van de les weet je hoe je voorzetsels en bijwoorden herkent in een zin.

Slide 3 - Slide

Verkennen

Slide 4 - Slide

Verkennen
Wat? Opdracht 1 en 3 op bladzijde 98
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? 6 min
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder in je leesboek
timer
6:00

Slide 5 - Slide

Theorie 

Slide 6 - Slide

Theorie 
  • Voorzetsel zeggen iets over plaats of tijd. Ze staan meestal voor het zelfstandig naamwoord en zijn onmisbaar bij het maken van zinnen. 

  • Een voorzetsel kan ook achter een woordgroep staan -> achterzetsel 

  • Een voorzetseluitdrukking is een groep woorden met ten minste één voorzetsel, die je samen als voorzetsels gebruikt 

Slide 7 - Slide

Theorie 
  • in, op, door, over, binnen, tijdens, sinds, zonder, met, via, per, volgens 

  • Onthoud: de kast & de vakantie 

  • Een grote hond en een kleine kat, die zaten op de kamermat. 
  • De zon gaat onder.
  • Grammatica begrijp je met behulp van voorbeeldzinnen.

Slide 8 - Slide

Theorie 
Het bijwoord zegt iets over een hele zin, over een werkwoord, over een bijvoeglijk naamwoord of over een ander bijwoord. Het geeft informatie over tijd, plaats of omstandigheden. 

Benoem eerst alle woorden in de zin, de woorden die overblijven zijn (vaak) bijwoorden. 

Slide 9 - Slide

Theorie 
  • Bijwoorden van plaats - hier, daar
  • Bijwoorden van tijd of duur - nu, binnenkort, toen, even
  • Bijwoorden van frequentie - nooit, soms, vaak, altijd 
  • Bijwoorden van ontkenning of bevestiging - niet, wel
  • Bijwoorden van wijze of manier - snel, kort, gehaast
  • Vragende bijwoorden - waar, hoe, waarom
  • Bijwoorden van graad of mate - erg, zeer, heel  

Slide 10 - Slide

Oefenen 

Slide 11 - Slide

Oefenen
Bedenk twee zinnen waar een bijwoord en voorzetsel in voorkomen. 

Zelfstandig, 2 min 

Slide 12 - Slide

Werken aan de opdracht
Wat? Maak opdracht 5, 6, 8 en 9 op bladzijde 98-99
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les (het is huiswerk voor 14/03)
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder in je leesboek of maak ander huiswerk
timer
15:00

Slide 13 - Slide

Huiswerk
Voor volgende week donderdag 14 maart 2024 moet opdracht 5, 6, 8 en 9 op bladzijde 98-99 af zijn.

Schrijf dit op in je plenda! 

Slide 14 - Slide