17.4 Het belang van de nucleotidevolgorde 6V 2324

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.4 Het belang van de nucleotidevolgorde
1 / 47
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 47 slides, with interactive quiz, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.4 Het belang van de nucleotidevolgorde

Slide 1 - Slide

Coderende streng

Slide 2 - Slide

Doel 17.4
☐ Je weet hoe de nucleotidevolgorde van DNA wordt bepaald.
☐ Je weet welke typen mutaties er zijn en welke effecten ze hebben op een organisme.
☐ Je kunt uitleggen welke genen invloed hebben op de vorming van tumoren.
☐ Je kunt beschrijven hoe DNA in een lab kan worden aangepast.

Slide 3 - Slide

Groepje: vat DNA-replicatie samen

Slide 4 - Slide

Gebaseerd op wat je weet van replicatie, welke stoffen heb je dan allemaal nodig om DNA te kopieren in een eppendorf (rechts)

Slide 5 - Open question

Verschillen met replicatie
Replicatie
PCR
verbreken H-bruggen
helicase
verhitten tot 95C
primer
RNA
DNA
plakken okazaki fragment
ligase
er zijn 3 leidende strengen
Verlengen
DNA polymerase
DNA polymerase

Slide 6 - Slide

Stappen PCR
Denaturatie: verbreken H-bruggen tussen DNA strengen  (95C)

Hybridisatie: Binden DNA primers aan DNA-streng (55C)

Verlengen: Bouwen complementaire DNAketens door DNA polymerase (72
C)

herhaal stappen +- 30 keer

Slide 7 - Slide

vragen
1) DNA polymerase is een enzym, welk probleem verwacht je bij hoge temperaturen? 

2) Voor een goede denaturatie bij 95C mogen de primers niet te veel C en G bevatten. Hoe hoger het percentage C en G hoe hoger de denaturatie-temperatuur. Verklaar.

Slide 8 - Slide

vulkanische bron
Thermophilus aquaticus

Slide 9 - Slide

Sequencing
Het bepalen van de nucelotidevolgorde van DNA.

Met PCR en gelelectroforese
Met PCR en capillairelectroforese

Slide 10 - Slide

Sequencing
Met behulp van PCR in combinatie met ddNTP`s: nucleotiden met een H groep aan de 3` kant ipv een OH groep waardoor er geen nieuwe nucleotide aangezet kan worden. 

De ddNTP's zijn ook gekoppeld aan een kleurstof

Slide 11 - Slide

Gelelectroforese

Slide 12 - Slide

Capillair
electroforese

Slide 13 - Slide

DNA gelelectroforese

Slide 14 - Slide

PTC gen 
 → bb (niet proeven) Bb (wel proeven) BB (wel proeven) 
 Wel proever heeft→ GGCGGCC
 Niet proever heeft → GGCGGGCACT

Stukje DNA 221 base pare (gen): B is wel aanwezig,
b is niet aanwezig

Slide 15 - Slide

 Bittere stof kan binden op receptor→ eiwit gaat naar kern als enzym
 Restrictie enzym kan alleen knippen tussen GGCC

 Wel proever wordt DNA geknipt in 45 bp + 176 bp
 Niet proever blijft DNA als 221 bp
 bb(221+221) 
Bb(45 en 176+ 221) 
BB ( 45 en 176 + 45 en 176)

Slide 16 - Slide

zichtbaar maken
  1. ethidiumbromide + UV
  2. radioactief label 
  3. fluorescent label 

Slide 17 - Slide

PTC
 Na knippen → 30.000x kopiëren = PCR techniek
PCR techniek: 
1. Verwarmen, OH binding breekt tussen bp
2. Koelen, primers hechten voor DNA polymerase
3. Temp hoger, nieuwe nucleotiden door DNA- polymerase → kopieën

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

PTC practicum
 DNA fragmenten in gel-eletroforese
→ Grote bp blijven hoog hangen en kleine zakken naar onder
1. Heb jij bb dan krijg je 2 streepjes bij de 221 in gel → niet proeven
2. Heb jij Bb dan krijg je 1 streepje bij 45, 1 bij 176 en 1 bij 221→ wel proeven
3. Heb jij BB dan krijg je 2 streepjes bij 45 en 2 bij 176

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

opdracht
kolom 1: mix met ddATP
kolom 2 mix met ddGTP
kolom 3: mix met ddCTP
kolom 4:mix met ddTTP

wat is de volgorde van het gesequenste DNAfragment?

Slide 23 - Slide

als het goed is
TGCACTTGAACGCATGCT

(van klein naar groot gewerkt)

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Soorten mutaties
Puntmutatie: verandering van één nucleotide

Chromosoommutatie: verandering in één chromosoom

Genoommutatie: verandering in het aantal chromosomen

Slide 26 - Slide

semi conservatieve streng 
vanaf 6:33

Slide 27 - Slide

semi-conservatief 
Elk DNA molecuul bestaat uit een 'oorspronkelijke' en 'nieuwe' streng

Slide 28 - Slide

Puntmutatie
= substitutie



= insertie



= deletie



Slide 29 - Slide

Chromosoom
mutatie

Slide 30 - Slide

Leesraamverschuiving
Als gevolg van een insertie
of deletie wordt een totaal
ander eiwit gecodeerd.
Of er ontstaat op een andere
plek een start- of stopcodon.

Slide 31 - Slide

Genoommutatie
Bijvoorbeeld een chromosoom teveel of te weinig.
Trisomie 21 (3x chromosoom 21) = syndroom van Down
Turner syndroom (1 X chromosoom ipv 2)

Of een dubbel aantal chrososomen (tetraploid), vooral bij planten.

Slide 32 - Slide

Oorzaken van mutaties
Toeval

Mutagenen (UV straling, radioactiviteit, roken, ....)

Slide 33 - Slide

Gevolgen van mutaties - plaats
Mutatie in een niet-coderend deel van het DNA => gevolgen nihil, behalve bij genregulatie-deel
Mutatie in coderend deel => gevolgen wisselend 
Bijvoorbeeld in intron/wiebelbase => geen gevolgen
Verandering van de aminozuurvolgorde => kleine tot zeer grote gevolgen

Slide 34 - Slide

Gevolgen van mutaties - celtype
Mutatie in een inactief gen van een weefselcel => geen gevolgen
Mutatie in een stamcel => kleine tot grote gevolgen
Mutatie in een geslachtcel => kleine tot grote gevolgen

Slide 35 - Slide

Verstoringen celcyclus
Tumorsuppressor genen: genen die de celdeling remmen of apoptose (gecontroleerde celdood) stimuleren (indien nodig).
Als er een mutatie in een dergelijk gen optreedt kan een tumor ontstaan.

Slide 36 - Slide

Verstoringen celcyclus
Proto-oncogenen: genen die de celdeling stimuleren.
Als er een mutatie in een dergelijk gen optreedt waardoor het actiever wordt kan een tumor ontstaan.

Slide 37 - Slide

Ontstaan van kanker
  • Proto-oncogenen: coderen voor eiwitten die celgroei en de celdifferentiatie stimuleren 
  • Door mutatie of toename van genexpressie verandert proto-oncogen in een oncogen
  • Leidt tot abnormaal snel groeien en delen van de cel: het gaspedaal is stuk en de deling gaat sneller

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Genetische modificatie
Het aanpassen van het DNA van een organisme heet genetische modificatie.
Als een organisme DNA van een ander organisme krijgt ingebouwd heet dit een transgeen organisme.

Slide 40 - Slide

Genetische modificatie

Slide 41 - Slide

Genetische modificatie 
                                        BINAS 71M1

Slide 42 - Slide

Genetische modificatie

Slide 43 - Slide

Genetische modificatie

Slide 44 - Slide

Genetische modificatie

Slide 45 - Slide

Doel 17.4
☐ Je weet hoe de nucleotidevolgorde van DNA wordt bepaald.
☐ Je weet welke typen mutaties er zijn en welke effecten ze hebben op een organisme.
☐ Je kunt uitleggen welke genen invloed hebben op de vorming van tumoren.
☐ Je kunt beschrijven hoe DNA in een lab kan worden aangepast.

Slide 46 - Slide

Huiswerk

Maak de opdrachten van 17.4.


Slide 47 - Slide