Unit 5B Present Perfect

Present Perfect
Unit 5B
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Present Perfect
Unit 5B

Slide 1 - Slide

Na deze les kun je:
  • Zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is
  • Zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je daar nu het resultaat van merkt
  • Praten over ervaringen in iemands leven tot nu toe

Slide 2 - Slide

Present Perfect (onvoltooid verleden tijd)
  1. Het is in het verleden begonnen en het duurt nog steeds voort.
  2. Iets is in het verleden gebeurd, maar het exacte moment is niet bekend of niet belangrijk.
  3. Iets is net gebeurd.

Hoe? ->  Have/Has + volt.deelwoord (-ed / 3e rijtje)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

SIGNAALWOORDEN - FIJNE JAS!
  • F   for - (nu) al
  • Y   yet - al (in vraagzinnen)
  • N   never - (nog) nooit
  • E   ever - ooit

  • J   just - net
  • A   already - al
  • S   since - sinds

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over ervaringen to  nu toe:
I have never been to America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 9 - Slide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 10 - Slide

Past simple
Present perfect
since
just
recently
already
ever
not yet
so far
lately
a day ago
in 2019
the other day
last week
yesterday

Slide 11 - Drag question

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 12 - Slide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 13 - Slide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 14 - Slide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 17 - Slide

'has' wordt gebruikt bij
A
he, she, it
B
I, you, we, they

Slide 18 - Quiz

I lived in Italy
I have lived in Italy
Present Perfect
Past Simple

Slide 19 - Drag question

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
has / have + voltooid deelwoord

Slide 20 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
My cat finally caught the mouse.
B
His cat hasn't caught a mouse since last year.
C
My dog never catches anything.
D
Did you get caught?

Slide 21 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has eaten 3 sandwiches so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 22 - Quiz

Maak de present perfect:
He listens

Slide 23 - Open question

Maak present perfect:
John lives

Slide 24 - Open question

Present perfect:
The parents go home

Slide 25 - Open question

Present perfect:
I am hungry

Slide 26 - Open question

Welke woorden zijn signaalwoorden voor de Present Perfect?
A
never / ever / for / since
B
was / were / been
C
however / although / always
D
when / how / always

Slide 27 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They haven't seen him yet.
D
I didn't hear him come in.

Slide 28 - Quiz

Maak de present perfect: How many books ........(she/write) so far??

Slide 29 - Open question

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

I ___ ___ (be) home since 3 o'clock.
A
have be
B
has be
C
have been
D
has been

Slide 30 - Quiz

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 31 - Quiz

Snap je de Present Perfect een beetje nu?
Kijk in je boek op pagina 113 voor meer uitleg
In OneNote vind je meer oefeningen en op de volgende slide is ook nog een filmpje met extra uitleg te vinden

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video