les 4, branche verkennen GGZ, DSM, psychose, Susan

Branche verkennen GGZ

Les 4,   DSM, psychose
1 / 34
next
Slide 1: Slide
VerzorgendeMBOStudiejaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Branche verkennen GGZ

Les 4,   DSM, psychose

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we deze les doen?
FF checken: aanwezigheid
afronden DO 3 vorige les: uploaden + kahoot.
theorie: DSM
theorie: psychose 
volgende les/ evaluatie/ vragen?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

de opdracht

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag: Deelopdracht 3
1) maak 3 groepjes.
2) ieder groepje kiest 1 filmpje/ ziektebeeld

3) kijk het filpje en beantwoord de 6 vragen.





4) maak een Kahoot met 6 zelfgemaakte vragen over het ziektebeeld.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

DSM
DSM-5 is het classificatiesysteem 
voor psychiatrische aandoeningen 
dat in de hele wereld wordt gebruikt.

Het beschrijft de symptomen 
van alle stoornissen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

DSM-5
Voor elke stoornis staat beschreven:
- classificatiecriteria,
- waarvan een minimaal aantal kenmerken aanwezig moet zijn ,
- gedurende een bepaalde periode. 

Voor het stellen van een goede diagnose is het niet voldoende om alleen te controleren of de symptomen uit de classificatiecriteria aanwezig zijn. Een beschrijvende diagnose met daarin een nauwkeurige voorgeschiedenis en een samenvatting van de sociale, psychologische en biologische factoren die hebben bijgedragen aan het ontstaan van een bepaalde stoornis, is ook nodig. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

De 8 DSM-5 categorieen:
  1. Neurologische ontwikkelingsstoornissen
  2. Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
  3. Bipolaire en gerelateerde stoornissen
  4. Depressieve stoornissen
  5. Angst stoornissen
  6. Obsessief-compulsieve en gerelateerde stoornissen
  7. Trauma- en stressgerelateerde stoornissen
  8. Dissociatieve stoornissen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

Verschil tussen wanen en hallucinaties

Wanen en hallucinaties zijn 2 verschillende verschijnselen. 

Wanen zijn totaal verkeerde interpretaties van de werkelijkheid.

 Een hallucinatie is een verstoorde waarneming van de werkelijkheid
Hallucinaties Als u een hallucinatie heeft, merkt u dingen op die voor u heel echt zijn. U ziet het als de werkelijkheid. Mensen die niet een psychose hebben merken die dingen niet. Een verstoorde registratie van de zintuigen van mensen die psychotisch zijn, is hiervan de oorzaak.
Wanen Wanen of waanbeelden zijn verkeerde gedachten of ideeën over gebeurtenissen in de realiteit. Deze wanen komen niet overeen met de werkelijkheid, maar iemand met een psychose gelooft hier heel sterk in. Voor die persoon is die waan werkelijkheid geworden, hoe vergezocht ook.


grootheidswanen: denken dat u een andere en heel belangrijke persoon bent.
denken dat u over bijzondere en magische krachten beschikt. Denken dat op via radio of tv boodschappen speciaal voor u worden uitgezonden.
denken dat anderen u in de gaten houden of u gedachten kunnen lezen. Denken dat er een complot tegen u gesmeed wordt. Of dat u achtervolgd wordt.


Slide 12 - Slide

Positieve symptomen, Wannen hallucinaties, verwardheid, negatieve symptomen. Uitputting, vervlakking van bijvoorbeeld mimiek.
Positieve symptomen zijn duidelijk aanwezige verschijnselen, zoals psychoses, wanen en hallucinaties.
Negatieve symptomen verwijzen naar de afwezigheid of vervlakking van bijvoorbeeld daadkracht, emotie, spraak of gedachten.
Gestoord denken, praten en doen. Voorbeelden hiervan zijn onsamenhangende spraak, chaotisch gedrag en vreemde lichaamsbewegingen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

1 geen controle over het denken, soms zelfs opdrachten door een ander in het hoofd
2 Plannen, ordenen en herinneren. Het heeft een rechtstreeks gevolg voor de hersenen.
3 Leeg, dingen niet meer beleven zoals vroeger.
4 uiten van emoties zijn verstoord. Emoties worden niet herkend. Troost word niet als troost gezien.
5Moedeloosheid.
Agitatie, opwinding,

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Mensen met schizofrenie hebben meerdere persoonlijkheden
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Mensen met schizofrenie hebben geen meerdere persoonlijkheden. Het woord schizofrenie komt uit het Grieks en betekent 'gespleten geest'. Hierdoor verwarren mensen het wel eens met MPS (meervoudige persoonlijkheidsstoornis, tegenwoordig ook wel dissociatieve stoornis genoemd).
Denken dat u een andere en heel belangrijke persoon bent.
A
Paranoïde waan
B
identiteitswaan
C
Betrekkingswaan

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

denken dat u over bijzondere en magische krachten beschikt. Denken dat op via radio of tv boodschappen speciaal voor u worden uitgezonden
A
Betrekkingswaan
B
Paranoïde waan
C
Identiteitswaan

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

denken dat anderen u in de gaten houden of uw gedachten kunnen lezen. denken dat er een complot tegen u is.
A
Betrekkingswaan
B
Paranoïde waan
C
Identiteitswaan

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

welke symptomen zijn positieve symptomen bij iemand met Schizofrenie?
A
hallucinatie
B
waan
C
niet meer zo vrolijk zijn
D
moeilijk uit bed komen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

welke symptomen zijn negatieve symptomen?
A
hallucinatie
B
waan
C
niet meer zo vrolijk zijn
D
moeilijk uit bed komen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Psychische functies
Ieder mens bezit de volgende psychische functies
  • expressie en psychomotoriek
  • bewustzijn
  • zelfbeleving
  • waarneming
  • denken
  • gevoelsleven
  • wilen en verlangen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Waarneming
wordt bepaald door:
  • het eigen denken
  • het gevoelsleven
  • het groepsoordeel

Slide 25 - Slide

het eigen denken = referentiekader = gedachten, ervaringen en herinneringen

het gevoelsleven = emotioneel gekleurd, waarneming is subjectief, jou versie

het groepsoordeel = mensen laten zich bij een waarneming leiden door het groepsoordeel
Waarneming
2 stoornissen
  • illusies
  • hallucinaties

Slide 26 - Slide

objectief waarnemen kan niet

illusie = verkeerde uitleg van zintuigelijke gegevens = corrigeerbaar
Hallucinaties
niet corrigeerbaar
  • akoestische hallucinatie
  • optische hallucinatie
  • olfactorische hallucinatie
  • gustatorische hallucinatie
  • haptische hallucinatie

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Denken
  • vorm en beloop 
  • inhoud
  • intelligentieniveau
  • geheugen

Slide 28 - Slide

vorm en beloop = de manier waarop iemand denkt

inhoud = wat iemand denkt

intelligentieniveau = verstandelijke beperking de manier waarop iemand tot zelfinzicht kan komen manier van contact maken en relaties met anderen

geheugen = inprenten, behouden en oproepen
geheugen
Vorm en beloop 
  • formele denkstoornis 
  • verwardheid 
  • neologismen  
  • concretisch denken

Slide 29 - Slide

formele denkstoornis = te langzaam of te snel
verwardheid = de gedachten zijn niet meer te volgen
neologismen = eigengemaakte woorden
concretisch denken = figuurlijk bedoelde omschrijving letterlijk nemen
Verwardheid = waan
onjuiste opvatting
  • in strijd met de objectieve realiteit
  • wordt als absolute zekerheid beschouwd
  • niet door ervaring of eigen logica te beïnvloeden

Slide 30 - Slide

formele denkstoornis = te langzaam of te snel
verwardheid = de gedachten zijn niet meer te volgen
neologismen = eigengemaakte woorden
concretisch denken = figuurlijk bedoelde omschrijving letterlijk nemen
Wanen
  • grootheidswaan                       
  • schuld- en zondewaan           
  • hypochondrische waan
  • paranoïde waan
  • jaloersheidswaan

  • betrekkingswaan
  • erotische betrekkingswaan
  • beïnvloedingswaan

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

deelopdracht 4

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

deelopdracht 4, in groepjes
Zoek in de DSM welk ziektebeeld (hoofdgroep) er past bij de beschrijving van de personen uit deze bijlage.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions


Volgende les
evaluatie
Vragen?

Slide 34 - Slide

This item has no instructions