Microscopie

Bekijk de afbeelding.
Wat wordt aangegeven met 1?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Celkern
D
Cytoplasma
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
N&TSecondary Education

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Bekijk de afbeelding.
Wat wordt aangegeven met 1?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Celkern
D
Cytoplasma

Slide 1 - Quiz

Zet de stappen van microscopie op de juiste volgorde. 1 is de start, 3 is het einde.
Plaats het preparaat op de tafel.
Gebruik de kleine schroef
Draai de tafel omhoog

Slide 2 - Drag question

Je wilt een cel bekijken, die rechtsboven in je beeld ligt. Hoe moet je je preparaat verschuiven?
A
naar linksonder
B
naar rechtsonder
C
naar linksboven
D
naar rechtsboven

Slide 3 - Quiz

Welk onderdelen heeft een dierlijke cel?
A
Celwand, celplasma, celkern
B
Celplasma, celkern, vacuole
C
Celmembraan, celplasma, celkern
D
Celwand, vacuole, celkern

Slide 4 - Quiz

Sleep de namen van de onderdelen van de microscoop naar de juiste plek.
Oculair
Grote schroef
Revolver
Objectief

Slide 5 - Drag question

Het oculair van een microscoop vergroot 10×. Het objectief van deze microscoop vergroot 10×. Wat is de totale vergroting van deze microscoop?
A
10x
B
100x
C
20x
D
40x

Slide 6 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

In de afbeelding zijn vier foto's weergegeven van het maken van een preparaat.

Wat is de juiste volgorde van de foto’s?

A
2 – 1 – 4 – 3
B
3 – 4 – 1 – 2
C
4 – 3 – 2 – 1
D
4 – 1 – 2 – 3

Slide 7 - Quiz

Het voorwerp dat je een microscoop wilt bekijken noemen we een:
A
Preparaat
B
Objectglaasje
C
Dekglaasje
D
Objectief

Slide 8 - Quiz

Hoe heet het grote glaasje? Hoe heet het kleine glaasje?
A
Groot = Objectglas Klein = Preparaatglaasje
B
Groot = Preparaatglas Klein = objectiefglaasje
C
Groot = Objectglas Klein = Dekglaasje
D
Groot = Dekglas Klein = objectiefglaasje

Slide 9 - Quiz

In welke volgorde ruim je de microscoop op?
  1. .
  2. .
  3. .
  4. .
  5. .
revolver draaien tot het kleinste objectief
preparaat weghalen
lampje uit
tafel omlaag draaien
microscoop oppaken en wegbrengen

Slide 10 - Drag question

In de wortel van een plant zitten bladgroenkorrels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz


Welke is de plantencel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz

Kijk goed naar de afbeelding.
Hoe heet deel 6?
A
de vacuole
B
de celkern
C
de celwand
D
het celplasma

Slide 13 - Quiz

In de afbeelding is een bladcel afgebeeld.
Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor? ...(1)....
A
1, 2 en 5.
B
1, 4 en 5.
C
2, 3 en 6.
D
2, 5 en 6.

Slide 14 - Quiz

In een organisme komen onder andere cellen, organen, organenstelsels en weefsels voor.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van klein naar groot?

A
Cel – orgaan – organenstelsel – organisme.
B
Orgaan – organenstelsel – organisme – cel.
C
Organenstelsel – cel – orgaan – organisme
D
Organisme – organenstelsel – orgaan – cel.

Slide 15 - Quiz

Welke vorm zie je als dit door de microscoop bekijkt?
Sleep de letter     'd.'     naar de juiste vorm.
d.

Slide 16 - Drag question

Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
Het bepalen van het aantal vergrotingen
B
microscoop aan vastpakken
C
hoeveelheid licht regelen
D
microscoop aan/uit zetten

Slide 17 - Quiz

Celkern
Cytoplasma
Bladgroenkorrel
Celmembraan
Celwand
Vacuole

Slide 18 - Drag question